Leesvaardigheid (leesstrategieën)

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Leesvaardigheid:

leesstrategieën

Volgende week maandag: 

toets lees- en luistervaardigheid

Bepaal het onderwerp, tekstdoel en de hoofdgedachte

Hoofd-/tekstdoel zal zeker een vraag zijn op de toets!

Verschil tussen onderwerp en hoofdgedachte?

Onderwerp = één/enkele woorden (geen werkwoord)

Hoofdgedachte = een hele zin,

het belangrijkste wat de schrijver met de tekst wil overbrengen.

Tekstdoelen:

Informeren

Instrueren

Adviseren

Overtuigen

Amuseren

Inspireren

Emotioneren

Lees altijd goed de inleiding en het slot!

Zoek de signaalwoorden

Geven de verbanden in een tekst weer:

Tegenstelling (maar, echter)

Voorwaarde (als, mits)

Oorzaak-gevolg (daardoor, doordat)

Conclusie (kortom, concluderend)

Let op de vraagstelling!

Wat is het belangrijkste doel van de tekst?

Wat wil de schrijver vooral duidelijk maken?

Welke zin geeft de beste samenvatting van alinea 4?

Bepaal in elke alinea de belangrijkste zin

Dit geeft de kern van de tekst/geeft je een beter overzicht.

Staat meestal aan het begin of aan het einde van een alinea.

Samengevat:

- Bepaal de hoofdgedachte en het tekstdoel

- Zoek de signaalwoorden

- Let op de vraagstelling

- Bepaal in elke alinea de belangrijkste zin

+ neem de tijd!

Nu: 

Maak de leesopdracht in Teams (de angst van je af spelen).

Je levert het uiterlijk vandaag in.

Niet ingeleverd = niet aanwezig

Tien minuten voor het einde van de les kom je terug, dan bespreken we opdracht 1 en 2.

antwoorden

A

B

A

A

B

A

C

B

C

A

B

Vraag 1

Wat is het belangrijkste tekstdoel van de tekst?

(activeren/informeren/instrueren/overtuigen)

Lees de intro en het slot.

Staan hier hier meningen in?

Staan hier alleen maar feiten in?

Staat hier dat je iets moet doen?

Staat er een vraag waar je over na moet denken?

Vraag 1

Wat is het belangrijkste tekstdoel van de tekst?

Lees de intro en het slot.

Staan hier hier meningen in? (overtuigen/activeren)

Staan hier alleen maar feiten in? (informeren)

Staat hier dat je iets moet doen? (activeren/instrueren)

Staat er een vraag waar je over na moet denken? (overtuigen/instrueren)

Vraag 2

Wat hebben onderzoekers van de Radboud Universiteit aangetoond?

Waar ga je op zoek naar het antwoord?

Alinea 1:

Onderzoekers van de Radboud Universiteit laten zien dat een videospel speciaal voor bange kinderen net zo goed werkt als de meestgebruikte reguliere therapie om angsten te behandelen. 

...dat een videospel speciaal voor bange kinderen net zo goed werkt als de meestgebruikte reguliere therapie om angsten te behandelen. 

A. Angstige kinderen zijn over het algemeen gemotiveerder voor videospellen dan voor cognitieve gedragstherapie.

...dat een videospel speciaal voor bange kinderen net zo goed werkt als de meestgebruikte reguliere therapie om angsten te behandelen. 

B. De meeste kinderen worden vanzelf minder angstig, ook als ze geen videospellen spelen of therapie krijgen.

...dat een videospel speciaal voor bange kinderen net zo goed werkt als de meestgebruikte reguliere therapie om angsten te behandelen. 

C. Het videospel MindLight werkt beter bij de behandeling van angstige kinderen dan het virtualrealityspel Deep.

...dat een videospel speciaal voor bange kinderen net zo goed werkt als de meestgebruikte reguliere therapie om angsten te behandelen. 

D. Videospellen werken net zo goed bij de behandeling van angstige kinderen als cognitieve gedragstherapie.