les 8/2 tekststructuren 1

Aan het eind van deze week:
- Kun je een probleem-oplossingsstructuur, verklaringsstructuur, verleden-heden(-toekomst)structuur, argumentatiestructuur, aspectenstructuur, voor- en nadelenstructuur en vraag-antwoordstructuur herkennen
- Kun je een tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van de eenheden benoemen

H1 + H2 + H5 + H6

Pak je laptop!


1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Aan het eind van deze week:
- Kun je een probleem-oplossingsstructuur, verklaringsstructuur, verleden-heden(-toekomst)structuur, argumentatiestructuur, aspectenstructuur, voor- en nadelenstructuur en vraag-antwoordstructuur herkennen
- Kun je een tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van de eenheden benoemen

H1 + H2 + H5 + H6

Pak je laptop!


Slide 1 - Slide

Tekst: hoge plafonds

Slide 2 - Slide

Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
Hoge plafonds
B
Hoge plafonds in oude herenhuizen
C
Hoge plafonds in oude pakhuizen

Slide 3 - Quiz

Wat voor informatie vind je in de alinea's na de inleiding?

A
Een antwoord op de vraag in de inleiding
B
Een argument bij het standpunt van de inleiding
C
Een oplossing voor het genoemde probleem in de inleiding
D
Een verklaring voor het genoemde verschijnsel in de inleiding

Slide 4 - Quiz

Welke vaste tekststructuur herken je?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
verklaringsstructuur
C
verleden-heden(-toekomst)structuur

Slide 5 - Quiz

In de laatste zin van alinea 1 kun je een tekstverband herkennen. Welke?
A
Redengevend verband
B
Oorzakelijk verband
C
Toelichtend verband

Slide 6 - Quiz

"De hoogte van de kamers heeft dus niet zozeer met de lengte van de mens te maken"

Welk tekstverband herken je?
A
Concluderend verband
B
Samenvattend verband
C
Opsommend verband

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Link

argumentatiestructuur
Tekstdoel: overtuigen of activeren

  • inleiding: stelling, standpunt
eventueel als vraag 
  • middenstuk: argumenten voor de stelling
tegenargumenten en weerlegging
  • slot: herhaling van de stelling
of beantwoording van de vraag

Slide 9 - Slide

aspectenstructuur
Tekstdoel: informeren of opiniëren 

  • inleiding: onderwerp introduceren
  • middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
kenmerken
  • slot: samenvatting
maar niet altijd!

Slide 10 - Slide

voor- en nadelenstructuur
Tekstdoel: informeren, opiniëren, overtuigen of activeren

  • inleiding: vraag of stelling
  • middenstuk: voor- en nadelen
  • slot: afweging en conclusie

Slide 11 - Slide

vraag-antwoordstructuur
Tekstdoel: informeren

  • inleiding: vraag 
  • middenstuk: het antwoord op de vraag volgt
soms zijn dit meerdere antwoorden
  • slot: samenvatting of conclusie

Slide 12 - Slide

Weet je nu:
- hoe je een probleem-oplossingsstructuur, verklaringsstructuur, verleden-heden(-toekomst)structuur, argumentatiestructuur, aspectenstructuur, voor- en nadelenstructuur en vraag-antwoordstructuur kunt herkennen?
- Hoe je een tekst moet opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van de eenheden kunt benoemen? 










Huiswerk: 

Slide 13 - Slide