1.9 Leesdoelen en tekstdoelen opdr. 41 t/m 45

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 1.9 Leesdoelen en tekstdoelen
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 1.9 Leesdoelen en tekstdoelen
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek + schrift van Nederlands!
Lees alvast blz. 34 t/m 38 door. 



Huiswerkcontrole: les 1.8 opdr. 36 t/m 38 (-38 vraag 3). 

Slide 2 - Slide

2. Terugblik
- Wat zijn schooltaalwoorden?
- Wat is alfabetische volgorde?

Slide 3 - Slide

Als je iets aanpast, verander je het.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Als je iets noteert, schrijf je het op.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Als je iets verbetert, maak je het opnieuw
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Wat betekent hetzelfde als:
onderdeel
A
alles bij elkaar opgeteld
B
zeggen
C
goed kijken hoe het is
D
stukje van iets

Slide 7 - Quiz

Wat betekent hetzelfde als:
tamme
A
erge misdaad
B
uitgedaan
C
niet bang voor mensen
D
zeggen

Slide 8 - Quiz

Wat betekent hetzelfde als:
een vermogen
A
heel veel geld
B
zegt dat iets klopt
C
uitgedaan
D
alles bij elkaar opgeteld

Slide 9 - Quiz

Wat betekent hetzelfde als:
in totaal
A
erge misdaad
B
stukje van iets
C
alles bij elkaar opgeteld
D
de schuld krijgen terwijl je het niet hebt gedaan

Slide 10 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin:
Jan fietst naar school
A
Naar
B
School
C
Jan
D
Fietst

Slide 11 - Quiz

In een zin kunnen meerdere werkwoorden zitten.
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden in de zin?
Mijn vader laat de baard groeien.
A
laat
B
groeien
C
laat groeien
D
laat baard

Slide 13 - Quiz

Ik heb de toetsen opgeschreven.
A
heb
B
heb opgeschreven
C
opgeschreven
D
toetsen opgeschreven

Slide 14 - Quiz

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- kun je van een tekst het tekstdoel voorspellen.
- kun je aangeven welke tekstsoort bij een tekstdoel hoort.
- kun je verschillende tekstvormen herkennen.


Slide 15 - Slide

4. Instructie: 
Zie volgende dia. 

Slide 16 - Slide

Leesdoel en tekstdoel
Als je een tekst leest, heb je daar een bedoeling mee.

Bijvoorbeeld:
-Je leest een stripboek om plezier te hebben.
-Je bekijkt je lesrooster                 
om te weten in welk 
lokaal je moet zijn.

Slide 17 - Slide

Leesdoel en tekstdoel
De bedoeling van de lezer noem je het leesdoel. 
De schrijver van een tekst houdt rekening met het leesdoel. Hij heeft zelf ook een bedoeling met zijn tekst. 
Elke tekst heeft een tekstdoel. Dit doel past bij het leesdoel dat jij hebt. 
Als je het tekstdoel kent, kun je de tekst beter begrijpen.

Slide 18 - Slide

Tekst verkennen
Voor je begint met lezen, kun je de tekst verkennen
Lees de titel en bekijk de plaatjes die bij de tekst horen. Daarmee krijg je al een idee waar de tekst over gaat. 
Dan kun je meteen bedenken wat je al van dat onderwerp weet.

Slide 19 - Slide

En nu in een schema: 

Slide 20 - Slide

5. Begeleide inoefening
Doe mee!

Slide 21 - Slide

Tekstdoel?
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 22 - Quiz

Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren

Slide 23 - Quiz


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overhalen
C
Amuseren

Slide 24 - Quiz

6. Zelfstandig werken
Maak zelfstandig, in stilte opdr. 41 t/m 45 (-44).

Ben je klaar? 
1. Kijk zorgvuldig je werk na en verbeter waar nodig.
2. Huiswerk van een ander vak afmaken. 
3. Lezen/tekenen/Smartgame. 

timer
1:00

Slide 25 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?


Huiswerk:
Dinsdag 12 oktober: 1.9 opdr. 41 t/m 45 (-44).  


Slide 26 - Slide