This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
WELKOM!
Slide 1 - Slide
Planning
Algemeen:
Opbouw van een tekst en alinea's
Zelfstandig:
Verder met je leestekst + werkblad
Slide 2 - Slide
Opbouw van een tekst
Logische volgorde = tekstopbouw
Slide 3 - Slide
Tweedeling:
Inleiding: staat bijna altijd informatie in waaruit je het onderwerp van de tekst kunt afleiden
Kern: langste deel van de tekst en behandelt het onderwerp. In de kern kun je vaak deelonderwerpen onderscheiden.
Slide 4 - Slide
Driedeling:
Inleiding
Kern
Slot: bevat meestal een samenvatting of conclusie. Het bevat géén nieuwe informatie.
Slide 5 - Slide
Opbouw van een alinea
Langere teksten zijn opgebouwd uit alinea's.
Een alinea heeft een eigen opbouw, namelijk een kernzin, met een uitleg of uitwerking daarvan.
Veel alinea's beginnen met de kernzin.
Als je twijfelt, kijk dan naar welke zin wordt toegelicht.
Slide 6 - Slide
Opbouw van een alinea
Kernzin
De belangrijkste informatie van een alinea.
Waar staat de kernzin?
De 1e zin is de kernzin
De 2e zin van een alinea is de kernzin
De laatste zin van de alinea is de kernzin
Slide 7 - Slide
Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea
Slide 8 - Quiz
Wat is een kernzin?
A
De kernzin staat altijd onderaan de tekst
B
In de kernzin staat de belangrijkste informatie uit een alinea
C
In de kernzin staat het belangrijkste uit de hele tekst
D
De kernzin is de zin in het midden van een tekst. Daarom heet het ook KERNZIN...
Slide 9 - Quiz
Een kernzin is dus een hoofdzaak. Na de kernzin komt dus...
A
Een bijzaak
B
Een hoofdzaak
Slide 10 - Quiz
H3.3 Kernzinnen
Kernzin = de belangrijkste zin van een alinea
In elke alinea staat een kernzin.
Als je de kernzinnen van alle alinea's achter elkaar zet (en wat woorden aanpast), dan heb je dus eigenlijk een samenvatting van de tekst.
Slide 11 - Slide
Zelfstandig werken
Je gaat nu verder met de tekst + het werkblad
Klaar? Lever het in. Je krijgt een antwoordenblad. Je controleert je antwoorden en schrijft de bijzonderheden op. Waar ging het goed? Wat kan beter? Welk onderwerp is moeilijk?