tussenletters in samenstellingen

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programma groep 1

11.55u Uitleg theorie H4 spelling
12.05u Maken opdracht 1 t/m 5
12.15u Bespreken opdracht 1 (en 2)
12.25u Afsluiting van de les
Programma groep 2

11.55u Maken H4 grammatica zinsdelen:opdracht 3 en 4
12.05u Bespreken opdracht 3
-12.15u

12.25u Afsluiting van de les
Klaar? Werk bij in de andere opdrachten van H4. 

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Ik weet wat een samenstelling is. 

Ik ken de regels voor een tussenletter in een samenstelling. (p.124)

Slide 3 - Slide

Taalfoutje: granaat appelsap
Logischer (maar nog steeds fout):
granaatappel sap

Het moet zijn:
granaatappelsap

En granaat appelsap: onzin!

Slide 4 - Slide

Wat is een samenstelling?
In het Nederlands kun je een nieuw woord vormen door twee (of meer) woorden aan elkaar te plakken:





Slide 5 - Slide

De tussenletter 
granaatappel + sap => granaatappelsap
station + plein => stationsplein
kip + ei => kippenei
De tussenletter is nodig om het woord goed uit te spreken. Voor de spelling zijn zo veel mogelijk vaste regels bedacht. 

Slide 6 - Slide

Zo veel mogelijk? Niet bij versteende samenstellingen.
Bak + baard = bakkebaard? 

De betekenis van een of meerdere woorddelen kennen we niet meer of we herkennen het woord niet meer als samenstelling. 
versteende samenstelling

Geen tussenletter en de spelling van deze woorden verandert ook niet meer.
(Opdracht 5 gaat over versteende samenstellingen.)

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

timer
0:30

Slide 10 - Slide

Welke spellingsregel hoort hierbij?
kippenei <=> aspergesoep
(kip -kippen) (asperge - asperges)

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

timer
0:15

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Welke spellingsregel hoort hierbij?
maneschijn

Slide 16 - Open question

Let op!

Koninginnedag, maar:

koninginnensoep is wel met een -n want het heeft niets te maken met die ene koningin in een land.


Slide 17 - Slide

timer
0:20

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

timer
0:15

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Aan de slag!
Maak opdracht 1 t/m 5 
(p.124 -125) in je schrift.
Kijk in de theorie op p.124.

Klaar?
Kijk je antwoorden na.



2.5 drinkenbroer = alcoholist
3.9 Onze-Lieve-Vrouw 
= Maria (die uit de Bijbel)

Slide 23 - Slide

Antwoorden opdracht 1
 1 beresterk
2 brekebeen
3 gerstebier
4 maneschijn
5 secondewijzer
6stationschef
7 suikersoort 
8takkewijf

Slide 24 - Slide

antwoorden opdracht 2
1 aanvangsalaris –onjuist; je zegt aanvangstijd, dus er moet een tussen-s in: aanvangssalaris
2 apentrots –onjuist; apetrots is een versterking van het bijvoeglijk naamwoord trots, dus zonder tussen-n
3 bessensap –juist; besheeft alleen een meervoud op -en, dus bessensapis juist

Slide 25 - Slide

4 blessureleed –juist; blessureheeft alleen een meervoud op -s, dus zonder tussen-n
5 drinkenbroer –onjuist; het eerste deel van het woord komt van een werkwoord (drinken), dus geen tussen-n: drinkebroer
6 druktemaker –juist; drukteheeft geen meervoud, dus geen tussen-n
7 ontbijtsspek –onjuist; het is ook ontbijtborden ontbijtbuffet, dus geen tussen-s: ontbijtspek

Slide 26 - Slide

8 personeelsstop –juist; je zegt ook personeelskamer, dus er moet eveneens een tussen-s in personeelsstop
9 rodekool –juist; het eerste deel (rode) is een bijvoeglijk naamwoord, dus geen tussen-n
10 ruggesteun –onjuist; rug heeft alleen maar een meervoud op -en, dus er moet een tussen-en in: ruggensteun

Slide 27 - Slide

11 spinnenwiel –onjuist; het eerste deel is niet van het zelfstandig naamwoord spin, maar van het werkwoord spinnen, dus geen tussen-en: spinnewiel; maar: spinnenweb
12 theatersport –juist; bij theatergebruik je meestal het enkelvoud: theaterbezoek, theatervoorstelling

Slide 28 - Slide

Kies de uitspraak die het beste past. Na deze les:
a. wil ik meer uitleg over tussenletters
b. wil ik meer uitleg over zinsdelen: hoofdzin/ bijzin.
c. wil ik meer oefenen met zinsdelen.
d. wil ik meer oefenen met tussenletters.
c. begrijp ik de stof. Verder met het volgende onderwerp!


Slide 29 - Open question