V3a ne-leesvaardigheid 3 vervolg en 4

Welkom V3a
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom V3a

Slide 1 - Slide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. nakijken huiswerk opdr 1,2,3,4 blz 18
  3. leesvaardigheid 4: opbouw van argumentatie
  4. afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

Opdracht 1 blz 18
      
        
        
          
            
              
                
              
            
          

          13
          

          

          
            
              
                Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
              
            
          

          
          
            
              
                Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
              
            
          

          
            
              
                Differentiëer
              
            
            

              
                
                  Differentiëer
                
                
                

                
                Instellingen
                
              
            
          

          
    
      
        
 
    
    
    
    
    
    
    
      
        
          
        
      
    
 

    
    

    
    
      
        
          Opdracht 6 nakijken
        
      
    

    
    
      
        6 c   De voordelen van het leren van andere talen:          -    Door het leren van een andere taal kun je effectiever communiceren met sprekers van de taal en het is respectvol naar de sprekers van die taal.    -     Door het leren van een andere taal zal je meer bereid zijn culturele verscheidenheid te waarderen en te koesteren, wat de tolerantie voor en het begrip van andere culturen verhoogt.    -    Meertaligheid beschermt tegen dementie en zorgt voor betere cognitieve prestaties (door flexibele en efficiënte hersenen).    -    Het leren van een tweede taal verandert de hersenen op zo’n manier dat meertaligen betere taalvaardigheden hebben dan niet-meertaligen.
      
    

    
    
 

 
 
 
      
    
    
    
    
      
        
          
          
            
 
    
    
    Slide
 
 
          
          
        
      
    

 
          

          

          
    
    
      
      
    
 
        
      


      

      
      
    t 6 nakijken
1    a      Scholen voor hoogbegaafde kinderen kosten meer geld, omdat de klassen kleiner zijn en er extra lesstof aangeboden moet worden.
    b     In hoogbegaafde klassen voelen hoogbegaafde leerlingen zich niet meer zo anders of raar. / Hun grapjes worden eindelijk begrepen door leeftijdsgenoten. / Met een deskundige leerkracht kan gewerkt worden aan de frustratie die ze voelen als iets niet lukt. / Er kan aan faalangst gewerkt worden. / Ze kunnen leren samenwerken, met kinderen die het misschien beter weten dan zij. / Ze kunnen zich vastbijten in complexe vraagstukken. / Ook hoogbegaafde kinderen hebben begeleiding nodig. / Ze moeten net als alle jonge mensen nog leren plannen, leren organiseren, en discipline aanleren, en dat leren ze niet op de reguliere basisschool waar ze zonder moeite de lesstof onder de knie krijgen.
    c     In het hoogbegaafdenonderwijs leert een hoogbegaafde plannen, leert hij organiseren en leert hij discipline aan. Dat leren ze niet op de reguliere basisschool waar ze zonder moeite de lesstof onder de knie krijgen.
d     Het is volgens de auteur niet sociaal om een hoogbegaafde mee te laten draaien in het regulier onderwijs, omdat je een kind dan omringt met kinderen en leerkrachten die hen niet begrijpen, waardoor ze vaak buitengesloten worden.
 e     Het doel van de tekst is de lezer te overtuigen van de noodzaak voor speciaal onderwijs voor hoogbegaafden.


Slide 4 - Slide

Vervolg opdracht 1 blz 18
f     Er moet volwaardig hoogbegaafdenonderwijs komen in haar woonplaats.
    g     De auteur geeft de volgende argumenten:
-    Op een hoogbegaafdenschool zullen hoogbegaafden zich minder anders of raar voelen.
-    Ook hoogbegaafde leerlingen hebben begeleiding nodig. Het zijn namelijk geen wonderkinderen.
-    Op een hoogbegaafdenschool kunnen hoogbegaafde leerlingen vaardigheden leren die ze op een reguliere basisschool niet kunnen leren, zoals plannen, organiseren en gedisciplineerd werken.
-    Er is niets sociaals aan kinderen omringen met kinderen en leerkrachten die hen niet begrijpen en daardoor buitensluiten.
    h     Eigen antwoord


Slide 5 - Slide

opdracht 2 blz 18
    a     Controleerbare feiten:
-    In de regio waar de schrijfster woont is geen school voor hoogbegaafde kinderen.
-    In het hoogbegaafdenonderwijs moeten ouders jaarlijks een bijdrage van 2.000 euro of meer betalen.
-    De overheid betaalt niet mee aan hoogbegaafdenonderwijs.
    b     Niet of moeilijk te controleren uitspraken die als feiten worden gepresenteerd:
-    ‘Nut en noodzaak is blijkbaar bij onze bewindspersonen nog niet duidelijk. Bij de meeste mensen trouwens niet.’
-    ‘Al was het maar omdat ze zich dan niet meer zo anders voelen of raar.’
-    ‘Het regulier onderwijs is absoluut niet passend voor hoogbegaafde kinderen.’

Slide 6 - Slide

Vervolg opdracht 2 blz 18
    c     Uitspraken die duidelijk de mening van de auteur weergeven:
-    ‘Ik kan talloze redenen bedenken waarom het goed is als deze kinderen bij elkaar worden gezet.’
-    ‘Alleen wat is er sociaal aan om een kind te omgeven met leerkrachten en kinderen die hem of haar niet begrijpen? Waardoor ze ook vaak buitengesloten worden. Wat is daar goed aan? Ik heb daar inmiddels grote vraagtekens bij.’
-    ‘Ik hoor en lees te veel verhalen over depressieve kinderen, over onderpresteerders, over thuiszittende kinderen, over kinderen die drie of vier keer van school wisselen voordat (h)erkend wordt dat ze hoogbegaafd zijn. Is dat erg? Ik vind van wel.’

Slide 7 - Slide

 opdracht 3 blz 18
 a     Mening: Ik vind het belangrijk om zo min mogelijk vlees te eten.
        Argument: Ik heb het idee dat veeteelt slecht is voor het milieu.
    b     Mening: Je kunt maar beter een paracetamol nemen.
        Argument: Je bent verkouden.
    c     Mening: Het is verstandig een regenjas mee te nemen.
        Argument: Het regent.
    d     Mening: Je moet goed leren vanmiddag.
        Argument: Morgen krijg je een toets.
    e     Mening: Het is een slecht idee om immigranten vijandig te behandelen.
        Argument:  Integratie van nieuwe bevolkingsgroepen werkt beter als zij met open armen ontvangen worden.
 f    Mening: Je moet snel die tickets kopen.
        Argument: De concerten van Ed Sheeran zijn namelijk altijd snel uitverkocht.
    g     Mening: Bij een blokuur zou iedereen tussendoor even een rondje door het lokaal moeten lopen.
        Argument: Stil zitten is erg slecht.


Slide 8 - Slide

 opdracht 4 blz 18
4    a     Deze uitspraak kun je controleren door te onderzoeken wat verschillende popartiesten verdienen.
    b     Deze uitspraak kun je niet controleren.
    c     Deze uitspraak kun je controleren door een analyse te doen van de voedingswaarden in een banaan.
    d     Deze uitspraak kun je controleren door Matthijs de som te laten maken.
    e     Deze uitspraak kun je controleren door aan Nadia haar moeder te vragen of ze mediteert en aan Nadia te vragen wat ze daarvan vindt.
    f     Deze uitspraak kun je niet controleren.
    g     Deze uitspraak kun je controleren door een enquête te houden onder de Nederlandse bevolking.
    h     Deze uitspraak kun je controleren door de Bijbel te analyseren.


Slide 9 - Slide

LV3: Mening en argumenten
Leerdoel bereikt?
 Ik kan meningen en argumenten van elkaar onderscheiden en weet wat  feitelijke  en niet-feitelijke uitspraken zijn. Ik kan beoordelen welke argumenten het sterkst zijn en waarom.

Slide 10 - Slide

LV4: Opbouw van argumentatie
Leerdoel
 Je leert dat er verschillende argumentatievormen zijn bij het onderbouwen van een standpunt en kunt deze onderscheiden en herkennen. Je leert hoe je de argumentatievorm kunt aanvallen en tegenargumenten kunt bedenken.

Slide 11 - Slide

Opbouw argumentatie
Enkelvoudig -> een argument

Nevenschikkend
- onafhankelijk
- afhankelijk
Onderschikkend

Meervoudig -> meer argumenten

Slide 12 - Slide

Meervoudige argumentatie is:
A
twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt
B
een argument wordt ondersteund door een of meer subargumenten
C
je hebt twee argumenten die samen geldig moeten zijn
D
een argumentatie met heldere opbouw

Slide 13 - Quiz

Nevenschikkende argumentatie is:
A
twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt
B
een argument wordt ondersteund door een of meer subargumenten
C
je hebt twee argumenten die samen geldig moeten zijn
D
een argumentatie met heldere opbouw

Slide 14 - Quiz

Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 15 - Quiz

Van welk soort argumentatie
is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
meervoudige argumentatie

Slide 16 - Quiz

Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
meervoudige argumentatie

Slide 17 - Quiz

Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
meervoudige argumentatie

Slide 18 - Quiz

Aan het werk
Lees de tekst op blz 21 en maak opdracht 1 en 2 op blz 22.
Je mag zachtjes met elkaar overleggen.
Klaar; start vast met het huiswerk, maken opdracht 3 en 5 op blz 22 en 23.

Slide 19 - Slide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: vrijdag 17 januari afmaken LV 4 en vragen halfuurtje voor herkansers taal-en redekundig ontleden
  • Huiswerk: leren blz 16 en 20, afmaken opdr 1 en 2 en maken opdracht 5 op blz 22-23.
  • Zie voor herkansers tweede huiswerk op som
  • Meenemen: LAPTOP, boek, leesboek, schrift en pen​


Slide 20 - Slide

V3a ne-leesvaardigheid 4 vervolg

Slide 21 - Slide