Staatsvorming

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Staatsvorming

Twee lesdoelen

• Je hebt een algemeen begrip aangaande het fenomeen staatsvorming.
• Je weet in grote lijnen hoe het Nederlands staatbestel eruit ziet en hoe het tot stand is gekomen.

Wanneer spreekt men van een Staat?

De vier voorwaarden;

• Een staat heeft grenzen nodig die door anderen erkend wordt.
• Een staat heeft een centraal fiscaal beleid.
• Een staat heeft een centraal buitenlands beleid.
• Een staat heeft een leger die centraal wordt aangestuurd (het geweldsmonopolie ligt in handen van de staat).

Welke staatsvormen zijn er?

• Monarchie
• Aristocratie
• Democratie  

Van het absolutisme en de standen-maatschappij naar de Franse Revolutie

De Trias Politica

Koninkrijk der Nederlanden

• In 1815 wordt Nederland een Koninkrijk. 
• Hierbij wordt ook een Grondwet opgesteld.
• De Grondwet is een document waarin beschreven wordt hoe een staat wordt bestuurt.

Grondwet 1848

De grote veranderingen;

• Census kiesrecht.
• Ministeriële verantwoordelijkheid. 
• Recht van interpellatie. 
• Koning onschendbaar. 

Democratie

• Zuilen van de democratie; Vrijheid, gelijkheid en broederschap.
• Tegenovergestelde van gelijkheid is gezag;
  
• Kan er in een democratie ook sprake zijn van een hiërarchie?

Na de Franse Revoluties ontstaan drie politieke stromingen

Terug naar het hier en nu

Brainstorm; hoe moet onze Staten eruit zien?