Nieuwsbegrip week 45 Ontbijt op School

Nieuwsbegrip    
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nieuwsbegrip    

Slide 1 - Slide

Zijn we er allemaal?

  


Stop je je telefoon in je tas?






De afspraken

Slide 2 - Slide

In deze les:
* Praten over ontbijt en voeding
* Extra vragen te maken over een tekst

Leerdoel: 
- Oefenen om Nederlands te lezen en vragen te maken
- Meer woorden leren over ontbijten en voeding

Slide 3 - Slide

Ontbijt

Slide 4 - Mind map

2.2 Lees het stukje "Pakket". Wat krijgen scholen die deelnemen aan het Nationaal Schoolontbijt?
A
Allerlei lekkere dingen die kinderen thuis kunnen eten.
B
Een pakket met van alles voor een goed ontbijt.
C
Ze krijgen alleen appeltjes, eitjes en tomaatjes.

Slide 5 - Quiz

Waarom is het goed om te ontbijten?
Noem drie dingen.

Slide 6 - Open question

Welke gezonde dingen worden in de tekst genoemd? Noem drie dingen.

Slide 7 - Open question

Lees "Elke dag ontbijt op school". Waar maken Nationaal Schoolontbijt en de regering plannen voor?

Slide 8 - Open question

Wat zou je het liefst elke dag ontbijten? Is dat ook gezond?

Slide 9 - Open question

3. Welke 4 nieuwe dingen weet je nu?

Slide 10 - Open question

3. Welke 2 dingen uit de tekst vind je goed om te weten?

Slide 11 - Open question

3. Welke 2 vragen heb je nog na het lezen van de tekst?

Slide 12 - Open question

4.1 Kijk in regel 10 en 11. Wat betekent deelnemen?
A
Bekijken
B
Meedoen
C
Winnen

Slide 13 - Quiz

4.2 Lees regel 17. Wie of wat wordt bedoeld met "wat"?
A
ontbijt (regel 16)
B
de dag (regel 17)
C
jej lijf (regel 18)

Slide 14 - Quiz

4.3 Kijk in regel 19 t/m 22. Wat betekent dagelijks?
A
Af en toe
B
Elke dag
C
Elke week

Slide 15 - Quiz

4.5 In welk stukje wordt verteld waarom het goed is om te ontbijten?
A
In het stukje "Waarom moet je ontbijten?"
B
In het stukje "Gezond of niet?"
C
In het stukje "Elke dag ontbijt op school?"

Slide 16 - Quiz

4.4 Lees regel 40 en 41. Wie of wat wordt of worden bedoeld met "zij"?
A
Alle kinderen (regel 35)
B
Nationaal schoolontbijt en de regering (regel 37, 38, 39)
C
Elk kind (regel 39 en 40)

Slide 17 - Quiz