Lesdoel: aan het einde van de les kan ik de lijdende en bedrijvende vorm onderscheiden en kan ik zinnen in de bedrijvende vorm lijdend maken en omgedraaid.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Lijdende en bedrijvende vorm
Lesdoel: aan het einde van de les kan ik de lijdende en bedrijvende vorm onderscheiden en kan ik zinnen in de bedrijvende vorm lijdend maken en omgedraaid.
Slide 1 - Slide
Lijdende en bedrijvende vorm
Slide 2 - Slide
Wat weet je nog over de lijdende vorm?
Slide 3 - Mind map
Wat weet je nog over de bedrijvende vorm?
Slide 4 - Mind map
Kijk eens naar de volgende zinnen:
a. De man koopt een computer
b. De computer wordt door de man gekocht
Wat valt je op?
Slide 5 - Slide
De bedrijvende vorm
a. De man koopt een computer
- Deze zin is actief
- In zin a staat een werkwoordelijk gezegde, een onderwerp en een lijdend voorwerp
Slide 6 - Slide
De lijdende vorm
b. De computer wordt door de man gekocht
- Deze zin is passief
- Drie veranderingen t.o.v. de variant in de bedrijvende vorm:
1. Het lijdend voorwerp is nu onderwerp. 2. Het onderwerp is een bijwoordelijke bepaling die begint met door. 3. In het gezegde staat een vorm van het hulpwerkwoord worden.
Slide 7 - Slide
Let op de tijd.
Voltooid = zijn als hww, onvoltooid = worden als hww
De man heeft de computer gekocht. (v.t.t.) De computer is door de man gekocht. (v.t.t.)
De man zal de computer kopen. (o.t.t.t.) De computer zal door de man gekocht worden. (o.t.t.t.)
De man zou de computer gekocht hebben. (v.v.t.t.) De computer zou door de man gekocht zijn. (v.v.t.t.)
Slide 8 - Slide
Tijden:
OTT: onvoltooid tegenwoordige tijd OVT: onvoltooid verleden tijd OTTT: onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd OVTT: onvoltooid verleden toekomende tijd
VTT: voltooid tegenwoordige tijd VVT: voltooid verleden tijd VTTT: voltooid tegenwoordige toekomende tijd VVTT: voltooid verleden toekomende tijd
Slide 9 - Slide
Voorbeelden
Actief
Passief (hulpwerkwoord is worden)
OTT
Jan slaat de hond.
De hond wordt door Jan geslagen.
OVT
Jan sloeg de hond
De hond werd door Jan geslagen.
OTTT
Jan zal de hond slaan.
De hond zal door Jan wordengeslagen.
OVTT
Jan zou de hond slaan.
De hond zou door Jan wordengeslagen.
Slide 10 - Slide
Voorbeelden
Actief
Passief (hulpwerkwoord is worden)
OTT
Jan slaat de hond.
De hond wordt door Jan geslagen.
OVT
Jan sloeg de hond
De hond werd door Jan geslagen.
OTTT
Jan zal de hond slaan.
De hond zal door Jan wordengeslagen.
OVTT
Jan zou de hond slaan.
De hond zou door Jan wordengeslagen.
Slide 11 - Slide
Voorbeelden
Actief
Passief (hulpwerkwoord is zijn)
VTT
Jan heeft de hond geslagen.
De hond is door Jan geslagen.
VVT
Jan had de hond geslagen.
De hond was door Jan geslagen.
VTTT
Jan zal de hond hebbengeslagen.
De hond zal door Jan zijngeslagen.
VVTT
Jan zou de hond hebbengeslagen
De hond zou door Jan zijngeslagen.
Slide 12 - Slide
Hij zal waarschijnlijk de iPhone X kopen.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 13 - Quiz
De auto is door de man gekocht.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 14 - Quiz
Je moet hem niet zo plagen.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 15 - Quiz
Mijn jas is meegenomen door mijn vriendin.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 16 - Quiz
Hij keek door het zolderraam naar buiten.
A
bedrijvende vorm
B
lijdende vorm
Slide 17 - Quiz
Open vragen
Maak van een bedrijvende zin een lijdende zin of andersom
Slide 18 - Slide
Op het herfsttoernooi won onze club alle wedstrijden
Slide 19 - Open question
Overmorgen zullen de schilders het pand geschilderd hebben
Slide 20 - Open question
Ik kan een lijdende of een bedrijvende zin veranderen van vorm.