Gruis uit de ruimte niveau B


Gelukkig nieuwjaar allemaal!
1 / 52
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 41 min

Items in this lesson


Gelukkig nieuwjaar allemaal!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

de planetoïde
de lichtflits

Slide 11 - Slide

naar verwachting =  ze denken dat het gaat gebeuren
Naar verwachting krimpt de economie.
schrapen = dun laagje weghalen

Slide 12 - Slide

de woestenij = desolation
zweven
=  in de lucht bewegen

Slide 13 - Slide

wervelende = snel ronddraaiend
het fragment = een stukje
Dit is een fragment van een schilderij

Slide 14 - Slide

staan te trappelen = graag willen beginnen
Ze staan te trappelen om weer naar school te gaan
Dat heeft veel voeten in de aarde.
dat is niet makkelijk, veel werk

Slide 15 - Slide

Ze willen graag weer gaan voetballen
A
Ze staan te trappen
B
Ze staan te trappelen
C
Ze zitten te trappelen
D
Ze gaan trappelen

Slide 16 - Quiz

Dit is een klein beetje om te proeven
A
een monster
B
de part
C
een gedeelte
D
een eng dier

Slide 17 - Quiz

De kiezels
De rots
De keien
Het gruis
De bakstenen
Het marmer

Slide 18 - Drag question

Hij ....................... .de sneeuw van de ruit.

Slide 19 - Open question

Het veertje ...........
in de lucht
A
danst
B
springt
C
zweeft
D
gaat

Slide 20 - Quiz

Wat is de ................... van deze fles
A
inhoud
B
oppervlakte
C
centimeter
D
maat

Slide 21 - Quiz

De raket wordt
..........

Slide 22 - Open question

Cellen zijn de

Cellen zijn de ........
van je lichaam


Slide 23 - Open question

Wat is de ................. van dit drankje?
A
oppervlakte
B
verwachting
C
samenstelling
D
afgelegen

Slide 24 - Quiz

Dit huis ligt erg...................

Slide 25 - Open question

Het heeft........................... voor je een huis kunt bouwen
A
een voet in de aarde
B
veel schoenen in de aarde
C
veel voeten in de grond
D
veel voeten in de aarde

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Video

de mening / het standpunt/ de
stelling
1. mening/standpunt = wat je vindt
2. argument = waarom je iets vindt
3. feitelijk /objectief  argument = kun je controleren
4. waarderend/subjectief argument = wat je zelf vindt
5. weerlegging of tegenargument

Slide 28 - Slide

Steeds meer kinderen hebben een bril nodig omdat ze te lang op een scherm kijken, dat is namelijk slecht voor je ogen.
Wat is het standpunt?
A
Het is slecht voor je ogen om lang op een scherm te kijken
B
steeds meer kinderen hebben een bril nodig

Slide 29 - Quiz

Ik vond het feest niet leuk want er was alleen maar bier om te drinken en dat lust ik niet.
Wat is de goede argumentatie voor het standpunt?
A
Ik lust geen bier daarom was het feest niet leuk
B
Ik lust geen bier en daarom kon ik niets drinken
C
Ik kon niets drinken daarom was het feest niet leuk.

Slide 30 - Quiz

Ik vind dat ze roken moeten verbieden want het is heel ongezond.
Het is heel ongezond =
A
mening
B
argument
C
een reden
D
een standpunt

Slide 31 - Quiz

Het koningshuis kost teveel geld, ze moeten het afschaffen.
Ze moeten het afschaffen =
A
een argument
B
een reden
C
een mening
D
een standpunt

Slide 32 - Quiz

Het is erg warm , ik heb zin om te zwemmen, ik ga vanmiddag naar het zwembad.
Wat is het standpunt?
A
Ik ga naar het zwembad
B
ik heb zin om te zwemmen
C
het is erg warm

Slide 33 - Quiz

Zij is geen goede dokter, ze luistert niet goed naar de patiënten
Het argument is:
A
objectief
B
subjectief
C
feitelijk
D
waarderend

Slide 34 - Quiz

Vlees eten is slecht voor het milieu want dieren stoten veel stikstof uit.
Het argument is:
A
objectief
B
subjectief
C
feitelijk
D
waarderend

Slide 35 - Quiz

Ik kan dit niet, het is te moeilijk, te veel en ik heb heel erge hoofdpijn bovendien is mijn computer kapot.
Hoeveel argumenten staan in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 36 - Quiz

Herhalen: overzicht structuren

Slide 37 - Slide

Soorten argumentatie
  • Enkelvoudige argumentatie (1 argument)
  • Meervoudige argumentatie (meer argumenten)
  • Onderschikkende argumentatie (argument wordt onderbouwd met ondersteunend argument. Tip: denk want ertussen)
  • Dit kan zowel bij enkelvoudige als bij meervoudige argumentatie voorkomen!

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Enkelvoudig onderschikkend
Meervoudig onderschikkend

Slide 40 - Slide

Van welke soort argumentatie is sprake?
Jan Janssen is geschikt als nieuwe trainer. Hij heeft veel ervaring. Vanaf 1999 heeft hij veel jeugdelftallen getraind.
timer
0:20
A
enkelvoudige argumentatie
B
enkelvoudige onderschikkende argumentatie
C
meervoudige argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 41 - Quiz

Van welke soort argumentatie is sprake?
Bob is een voorbeeldkind, want hij gehoorzaamt altijd. Ook ruimt hij altijd zijn kamer op.
timer
0:20
A
enkelvoudige argumentatie
B
enkelvoudige onderschikkende argumentatie
C
meervoudige argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 42 - Quiz

Van welke soort argumentatie is sprake?
Mijn vriend houdt van zweefvliegen. Ik wil dat ook graag leren. Dus ga ik een cursus volgen.
timer
0:20
A
enkelvoudige argumentatie
B
enkelvoudige onderschikkende argumentatie
C
meervoudige argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 43 - Quiz

Van welke soort argumentatie is sprake?
Er wordt storm voorspeld. Het is verstandig om binnen te blijven. Ook wordt er nog een pakje bezorgd. Hiervoor moet getekend worden.
timer
0:20
A
enkelvoudige argumentatie
B
enkelvoudige onderschikkende argumentatie
C
meervoudige argumentatie
D
meervoudige onderschikkende argumentatie

Slide 44 - Quiz

Opbouw betogende teksten

Slide 45 - Slide

Voorbeeld tegenargument en weerlegging
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 46 - Slide

Signaalwoorden 
Een tegenargument herken je aan dezelfde signaalwoorden als een argument: immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want. 
Een tegenargument en een weerlegging worden vaak voorafgegaan aan door signaalwoorden met een tegenstellend verband: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, (aan de ene kant ... ) aan de andere kant.

Slide 47 - Slide

Opdracht: Noteer van de onderstaande stukjes: het standpunt, het  argument en het tegenargument
Mondkapjes zijn goed tegen de verspreiding van het coronavirus, want mondkapjes houden speeksel tegen bij het praten en ademen. Toch zijn sinds het verplichten van mondkapjes het aantal coronagevallen gestegen. 


Wie weet het antwoord?
timer
1:00

Slide 48 - Slide

Nog niet genoeg uitleg gehad?
Kijk op:
https://www.bruuttaal.nl/leerling/lezen/argumentatiestructuren
https://www.cambiumned.nl/theorie/argumenteren/argumentatiestructuren/
https://www.youtube.com/watch?v=Oa83clH1_aY


Slide 49 - Slide

Slide 50 - Video

opdracht:

Slide 51 - Open question

opdracht
Schrijf een betoog over de stelling:
De scholen moeten volgende week weer open
Gebruik:
1.Minimaal 3 argumenten en een weerlegging
2. signaal woorden
3. Inleiding, middenstuk en slot

Slide 52 - Slide