Woordenboek - uitleg met quiz


Alfabet en woordenboek
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


Alfabet en woordenboek

Slide 1 - Slide

In deze les:

1. Het alfabet
2. Hoe gebruik je een woordenboek?
grondwoord = het woord waar je moet zoeken
werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd en infinitief

Slide 2 - Slide

Zonder woordenboek

Slide 3 - Slide

Bij welk woord zoek je de betekenis van 'bevond' op?
A
bevind
B
bevindt
C
bevinden
D
bevonden

Slide 4 - Quiz

Hoe zoek je werkwoorden op in het woordenboek?
A
ik-vorm
B
hele werkwoord
C
verleden tijd
D
voltooid deelwoord

Slide 5 - Quiz

Zet de volgende letters in alfabetische volgorde.
A
uwv
B
uvw
C
vuw
D
vwu

Slide 6 - Quiz

Waar staan de woorden in alfabetische volgorde?
A
tijdschrift, boek, krant
B
krant, boek, tijdschrift
C
boek, tijdschrift, krant
D
boek, krant, tijdschrift

Slide 7 - Quiz

Waar staan de woorden in alfabetische volgorde?
A
koppie, koppig, koppijn
B
koppie, koppijn, koppig
C
koppig, koppie, koppijn
D
koppig, koppijn, koppie

Slide 8 - Quiz

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
A
puber
B
puberteit

Slide 9 - Quiz

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
A
twaalf
B
tv-uitzending
C
tv-presentator
D
tutten

Slide 10 - Quiz

Zonder woordenboek!

Tussen welke woorden vind je het woord 'herfst'?
A
hemel - herkauwen
B
heilloos - hemdsmouw
C
het - hilariteit
D
herkauwer - hesp

Slide 11 - Quiz

Pak nu je woordenboek!

Slide 12 - Slide

Zoek het woord 'dwerg' op.
Hoeveel betekenissen heeft dit woord?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quiz

Achter dwerg zie je -en staan. Waar staat het streepje voor?
A
het woord 'dwerg'
B
min
C
of
D
ook

Slide 14 - Quiz

Hoeveel betekenissen heeft het woord 'herinnering'?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

Zoek het woord 'springkasteel'.

Hoeveel stipjes zie je in dit woord staan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz


Wat geven de stipjes aan?
A
waar een nieuwe lettergreep komt
B
waar je een hoofdletter zet
C
waar je in een zin een punt zet
D
waar een spatie komt

Slide 17 - Quiz

Hoe spreek je volgens het woordenboek 'groupie' uit?
A
groepie
B
krupie
C
kroepie

Slide 18 - Quiz

Wat is volgens het woordenboek de tweede betekenis van gemaakt?
A
vervaardigen
B
voortbrengen
C
repareren
D
veroorzaken

Slide 19 - Quiz

Einde!

Slide 20 - Slide