This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Het Centrale Zenuwstelsel en Neurotransmitters
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je het centrale zenuwstelsel beschrijven, de opbouw en werking van de zenuwcel uitleggen en de rol van verschillende neurotransmitters in relatie tot neurologische aandoeningen bespreken.
Slide 2 - Slide
Introduceer de leerdoelen van deze les en vermeld welke onderwerpen aan bod zullen komen.
Wat weet je al over het centrale zenuwstelsel en neurotransmitters?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Slide 4 - Video
This item has no instructions
Het Centrale Zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggenmerg. Het regelt onze bewegingen, sensaties, emoties en denkprocessen.
Slide 5 - Slide
Leg uit wat het centrale zenuwstelsel is en vermeld de functies ervan.
De Zenuwcel
De zenuwcel heeft drie delen: het cellichaam, de dendrieten en de axon. Informatie wordt ontvangen via de dendrieten en doorgegeven via de axon.
Slide 6 - Slide
Beschrijf de opbouw van de zenuwcel en leg kort uit hoe informatie wordt doorgegeven.
opdracht
Maak een tekening van een zenuwcel. Zorg dat erin te zien zijn:
Dendriet(en)
Celkern
Cellichaam
Neuriet (axon)
Synaps (schakelplaats)
Neurotransmitter(s)
Wat zijn de functies van deze onderdelen in een zenuwcel?
timer
15:00
Slide 7 - Slide
This item has no instructions
Slide 8 - Slide
Elke zenuwcel bestaat uit een cellichaam, dendrieten en een axon (zenuwvezels). Het cellichaam bevat een stroperige vloeistof (het cytoplasma), en de celkern. De axon is een uitloper van het cellichaam die vaak onderweg nog vertakt en eindigt bij de zenuwuiteinden. Dendrieten zijn uitlopers van het cellichaam die boodschappen van andere zenuwcellen ontvangen. De contactpunten waar de ene zenuwcel met de andere communiceert zijn de synapsen.
Slide 9 - Video
This item has no instructions
Beantwoord de volgende vragen:
Welke neurotransmitters zijn er?
Hoe heet de plek waar neurotransmitters zich bevinden?
Welke ziektebeelden worden gekoppeld aan bepaalde neurotransmitters?
Slide 10 - Slide
This item has no instructions
Neurotransmitters
Neurotransmitters zijn chemische stoffen die worden vrijgegeven door zenuwcellen om informatie door te geven aan andere cellen. Voorbeelden zijn dopamine, serotonine en noradrenaline.
Slide 11 - Slide
Definieer neurotransmitters en geef voorbeelden van enkele belangrijke neurotransmitters.
Functies van Neurotransmitters
Neurotransmitters hebben verschillende functies, waaronder het reguleren van stemming, emoties, slaap en eetlust. Een onbalans in neurotransmitters kan leiden tot neurologische aandoeningen zoals depressie, angst, ADHD en Parkinson.
Slide 12 - Slide
Beschrijf de verschillende functies van neurotransmitters en leg uit wat er kan gebeuren als er een onbalans is.
Neurotransmitters en Neurologische aandoeningen
Verschillende neurologische aandoeningen zijn gerelateerd aan een onbalans in bepaalde neurotransmitters. Bijvoorbeeld, Parkinson is gerelateerd aan een tekort aan dopamine en depressie is gerelateerd aan een tekort aan serotonine.
Slide 13 - Slide
Geef enkele voorbeelden van neurologische aandoeningen en leg uit hoe ze gerelateerd zijn aan een onbalans in neurotransmitters.
Conclusie
Het centrale zenuwstelsel regelt onze bewegingen, sensaties, emoties en denkprocessen. De zenuwcel is de bouwsteen van het zenuwstelsel en neurotransmitters spelen een belangrijke rol in het overbrengen van informatie tussen zenuwcellen.
Slide 14 - Slide
Vat de belangrijkste punten van de les samen en benadruk het belang van het begrijpen van het centrale zenuwstelsel en neurotransmitters.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 15 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 16 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Huiswerk/opdracht
Expert-Mbo pathologie: Epilepsie
Opdracht Epilepsie (zie teams)
Voorbereiding volgende week; lezen en vragen maken geneesmiddelenwijzer (zie teams)