Online les hoofdstuk 6 maandag 4 januari

• Maatschappijkunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Welkom in deze online les

- Uitleg Praktische opdracht

- Uitleg hoofdstuk 6 

- Inloggen Lessonup

- Opgaven maken in de Lessonup

- Controle en bespreken!

Online les

- Aanwezigheidscheck

Daarna; 

- Iedereen doet microfoon uit en camera aan! 

- Heb je een vraag? Dan steek je in Teams je digitale hand op. 

- De les duurt 50 minuten net als een ‘normale’ les

Praktische opdracht (PO)

Thema WERK

• Inleveren 15 februari
  
• Werk in WORD lever in als WORD bestand!! 
  
• Het cijfer telt mee bij MA en MASK
  
• De opdracht staat in ELO en daar moet je hem ook inleveren!!

Log in in Lessonup! 

Klik aan de les met de naam; 

Online les hoofdstuk 6 maandag 4 januari

Klik door tot je bij deze dia bent.

Leerdoelen

Aan het eind van de les kun je: 

- Uitleggen wat er wordt bedoeld met; de arbeidsmarkt 

- Vertellen wie er tot de beroepsbevolking horen 

De markt

Vraag en aanbod komen bij elkaar op de markt. 

De vraag naar producten van klanten

Het aanbod van de marktverkopers die producten aanbieden

Arbeidsmarkt

Vraag naar arbeidskrachten en aanbod van arbeidskrachten komen hier samen! 

• Elk bedrijf heeft mensen nodig! Dit noem je; Vraag naar arbeidskrachten
  

• Mensen die kunnen en willen werken noem je; aanbod van arbeidskrachten
  

Aanbod van arbeidskrachten = 

Mensen tussen de 15 en 75 jaar die minimaal 12 uur per week kunnen werken.

Al deze mensen samen noemen we; de beroepsbevolking

3 Veranderingen op de arbeidsmarkt

Automatisering; machines en computers nemen het werk van mensen over. Het aantal banen daalt hierdoor! 

De economie. Als het goed gaat met de economie zijn er veel banen. Als het minder goed gaat, verdwijnen er banen.

Flexibel werken; je werkt anders dan elke dag van 9 tot 5 op een vaste plek. 

(Tijdelijk ergens werken, op verschillende plekken werken in een bedrijf,, op verschillende tijden werken. 

Arbeidsverdeling

Al het werk dat moet worden gedaan kunnen we niet zelf doen. Daarom is er arbeidsverdeling. 

Dat betekent dat al het werk dat gedaan moet worden, verdeeld is over duizenden beroepen en bedrijven. 

Wat is daar positief aan? 

Arbeidssectoren

Je kunt de beroepen in NL verdelen in 4 sectoren:

1. Primaire sector

2. Secundaire sector.

3. Tertiaire sector.

4. Quartaire sector.

Primaire en secundaire sector

• Primaire sector. De beroepen die hieronder vallen leveren grondstoffen en voedsel. Denk aan; Landbouwbedrijven, jacht, veeteelt, visserij.

• Secundair: De beroepen die hieronder vallen verwerken grondstoffen tot producten. Denk aan; fabrieken.

Tertiaire en quartiare sector

• Tertiair: Verkoopsector. Winkels, horeca, de bank. 

• Quartair; Dienstverlening, maken geen winst! Denk aan werken bij de; Politie, brandweer, ziekenhuis.

Wil jij later liever een volledige baan of een deeltijd baan? leg je antwoord uit.

Geef aan of het gaat om; vraag of aanbod van arbeidskrachten.

Een warenhuis zoekt een nieuwe directeur.

1. Vraag naar arbeidskrachten
2. Aanbod van arbeidskrachten

Geef aan of het gaat om; vraag of aanbod van arbeidskrachten.

Een scholier wil in de vakantie vakantiewerk doen

1. Vraag naar arbeidskrachten
2. Aanbod van arbeidskrachten

Geef aan of het gaat om; vraag of aanbod van arbeidskrachten.
Een schrijver belt reclamebureaus op met de vraag of zij nog opdrachten hebben.

1. Vraag naar arbeidskrachten
2. Aanbod van arbeidskrachten

Geef aan of het gaat om; vraag of aanbod van arbeidskrachten.
het UWV zoekt werk voor pas ontslagen elektromonteurs.

1. Vraag naar arbeidskrachten
2. Aanbod van arbeidskrachten

Geef aan of het gaat om; vraag of aanbod van arbeidskrachten.
De baas van een crèche belt jou op en biedt je een baan aan.

1. Vraag naar arbeidskrachten
2. Aanbod van arbeidskrachten

Geef aan of het gaat om; vraag of aanbod van arbeidskrachten.

Jij belt een timmerbedrijf op en vertelt dat je voor hen wilt werken.

1. Vraag naar arbeidskrachten
2. Aanbod van arbeidskrachten

Geef aan of deze persoon wel of niet bij de beroepsbevolking hoort;

Saïd; een vmbo scholier van 16 jaar

1. Hoort bij de beroepsbevolking
2. Hoort niet bij de beroepsbevolking

Geef aan of deze persoon wel of niet bij de beroepsbevolking hoort;

Harold; een werkloze man van 28 jaar

1. Hoort bij de beroepsbevolking
2. Hoort niet bij de beroepsbevolking

Geef aan of deze persoon wel of niet bij de beroepsbevolking hoort;
Aygul; een man 54 jaar die volledig is afgekeurd en een uitkering krijgt.

1. Hoort bij de beroepsbevolking
2. Hoort niet bij de beroepsbevolking

Geef aan of deze persoon wel of niet bij de beroepsbevolking hoort;
India; een vrouw van 62 jaar die vervroegd met pensioen is gegaan.

1. Hoort bij de beroepsbevolking
2. Hoort niet bij de beroepsbevolking

Geef aan of deze persoon wel of niet bij de beroepsbevolking hoort;
Sybren; een student van 21 jaar die 15 uur per week vrijwilligerswerk doet.

1. Hoort bij de beroepsbevolking
2. Hoort niet bij de beroepsbevolking

Geef aan of deze persoon wel of niet bij de beroepsbevolking hoort;
Louise; een vrouw van 77 jaar die nog niet wil stoppen met werken.

1. Hoort bij de beroepsbevolking
2. Hoort niet bij de beroepsbevolking

Controle + bespreken juiste antwoorden.. 

Huiswerk woensdag;

De gele slides (de opgaven dus) moeten af zijn van deze les in Lessonup!! Van hoofdstuk 6 dus.