BS5.1 Genotype en Fenotype

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

BS5.1 Genotype en Fenotype

op tafel: gesloten MacBook

pen 

Laten we beginnen met een klein testje

Leerdoelen

5.1.1 Je kunt omschrijven wat het genotype en het fenotype zijn.

5.1.2 Je kunt uitleggen dat cellen alleen de erfelijke informatie gebruiken die ze nodig hebben.

Planning

Introductievideo DNA 

Bespreken vragen 

Opdrachten

Afsluiting 

Vragen video

1. DNA is de stof die informatie bevat voor jouw erfelijke eigenschappen. Het bepaald bijvoorbeeld jouw oogkleur en lengte. 

begrippen: chromosomen, DNA

Vragen video

1. DNA is de stof die informatie bevat voor jouw erfelijke eigenschappen. Het bepaald bijvoorbeeld jouw oogkleur en lengte. 

2. De DNA-code is (net) anders.

Vragen video

1. DNA is de stof die informatie bevat voor jouw erfelijke eigenschappen. Het bepaald bijvoorbeeld jouw oogkleur en lengte. 

2. De DNA-code is (net) anders.

3. Een gen is een stukje DNA dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap. 

Vragen video

1. DNA is de stof die informatie bevat voor jouw erfelijke eigenschappen. Het bepaald bijvoorbeeld jouw oogkleur en lengte. 

2. De DNA-code is (net) anders.

3. Een gen is een stukje DNA dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap. 

4. fenotype = genotype + invloeden vanuit het milieu 

Het fenotype veranderd, genotype blijft hetzelfde 

Aan het werk, BS5.1 

Maak opdracht 1b, 2 t/m 4, 6

Extra: 8 en 9

Fill in the gaps

In elke lichaamscel zitten 46 ...(1)... . Deze liggen als dunne draden in de ...(2)... van een cel. Ze bestaan voor een groot deel uit de stof ...(3)... . Deze stof bevat informatie over erfelijke eigenschappen. De stukjes DNA die zorgen voor één erfelijke eigenschap noem je een ...(4)... .  De complete set aan DNA noem je het ...(5)... . Samen met omgevingsfactoren bepaalt dit je ...(6)... . 

Fill in the gaps

In elke lichaamscel zitten 46 ...(1)... . Deze liggen als dunne draden in de ...(2)... van een cel. Ze bestaan voor een groot deel uit de stof ...(3)... . Deze stof bevat informatie over erfelijke eigenschappen. De stukjes DNA die zorgen voor één erfelijke eigenschap noem je een ...(4)... .  De complete set aan DNA noem je het ...(5)... . Samen met omgevingsfactoren bepaalt dit je ...(6)... . 

Te gebruiken: fenotype, gen, genotype, DNA, chromosomen, celkern 

Zet in de goede volgorde

1. cel - chromosoom - DNA - gen
2. gen - chromosoom- DNA- cel
3. gen - chromosoom -cel - DNA
4. gen - DNA - chromosoom - cel

Welke klopt?

1. Fenotype = genotype + omgeving
2. Omgeving = genotype + fenotype
3. Genotype = fenotype + omgeving