This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Gedrag
Slide 1 - Slide
Wat is gedrag?
A
Alle bewegingen van een mens of een dier.
B
Alles wat een dier of mens doet, dus ook zweten en huilen.
C
Alles wat een dier doet om zijn baasje het naar zijn zin te maken.
D
een respons
Slide 2 - Quiz
Je hangt op de bank? Is dat gedrag?
A
ja
B
nee
Slide 3 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van gedrag?
A
een vleesetende plant vangt een vlieg
B
wolven janken in de dierentuin na een sirene
C
een leerling krijgt rode wangen
D
een baby ligt in de kinderwagen te slapen.
Slide 4 - Quiz
Mira is buiten aan het werk. Ze krijgt het warm en trekt haar jas uit. Is het uittrekken van haar jas een reactie op een inwendige of op een uitwendige prikkel?
A
inwendige prikkel
B
uitwendige prikkel
Slide 5 - Quiz
Drempelwaarde van een zintuigcel is de kleinste prikkelsterkte die een impuls veroorzaakt
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Je krijgt een impuls als de prikkel onder de drempelwaarde blijft.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Na verloop van tijd hoort iemand de klok niet meer tikken. Wat is er met de drempelwaarde gebeurd? Wat is de biologische term voor dit verschijnsel?
A
De drempelwaarde is lager komen te liggen. Dit heet een adequate prikkel.
B
De drempelwaarde is hoger komen te liggen. Dit heet een adequate prikkel.
C
De drempelwaarde is lager komen te liggen. Dit heet gewenning.
D
De drempelwaarde is hoger komen te liggen. Dit heet gewenning.
Slide 8 - Quiz
De drempelwaarde wordt gehaald als de ............ sterk genoeg is
A
Seintje
B
Prikkel
C
Impuls
D
Zintuig
Slide 9 - Quiz
Motivatie is een vorm van:
A
externe prikkel
B
sleutelprikkel
C
supranormale prikkel
D
interne prikkel
Slide 10 - Quiz
Je maag geeft een signaal af dat deze vol is. Is dit een interne of externe prikkel? En is je motivatie om te eten op dat moment hoog of laag?
A
Interne prikkel; motivatie laag
B
Interne prikkel; motivatie hoog
C
Externe prikkel; motivatie laag
D
Externe prikkel; motivatie hoog
Slide 11 - Quiz
Heeft de neus van een hond een hogere of een lagere drempelwaarde dan jouw neus?
A
Hij is gevoeliger dus een hogere drempelwaarde.
B
Hij is minder gevoelig dus een hoger drempelwaarde.
C
Hij is gevoeliger dus een lagere drempelwaarde.
D
Hij is minder gevoelig dus een lagere drempelwaarde.
Slide 12 - Quiz
Sleep naar het goede vakje.
Signaal
respons
Je moeder zegt dat jij de afwas moet doen.
Je wilt de afwas niet doen, dus je doet niets.
Omdat jij de afwas niet wilt doen, wordt je moeder boos.
De hond gromt tegen de postbode.
De duif koert hard tegen de duivin.
De kat draait zijn kop om als hij een andere kat ziet.
Slide 13 - Drag question
Een supranormale prikkel is een prikkel die een sterkere respons veroorzaakt dan een sleutelprikkel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Sleutelprikkel of supranormale prikkel?
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek.
sleutelprikkel
supranormale prikkel
de benen van een fotomodel worden met fotoshop verlengd
je reageert op het huilen van een baby
een merel voert het jong zodra het jong zijn bekje opendoet
het supergrote ei in het nest wordt beter bebroed
babydieren zijn zooooo schattig
Slide 15 - Drag question
Sleutelprikkel of supranormale prikkel?
Sleep de foto's tekst naar de juiste plek.
sleutelprikkel
supranormale prikkel
Slide 16 - Drag question
Prikkel of respons ?
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek.
respons
prikkel
Je ruikt een gaslucht.
Je schrikt.
Je loopt naar het gasfornuis.
Je ziet dat de gasknop open staat.
Je draait het gas uit.
Slide 17 - Drag question
Een blauwe reiger staat op zijn lange poten aan de rand van een sloot langdurig onbeweeglijk naar het water te kijken. Plotseling flitst zijn kop in de richting van een rimpeling in het water. De kop komt weer uit het water tevoorschijn, waarna de reiger een kikker naar binnen schrokt.
Is de rimpeling in het water een prikkel of respons?
A
prikkel
B
respons
Slide 18 - Quiz
Een blauwe reiger staat op zijn lange poten aan de rand van een sloot langdurig onbeweeglijk naar het water te kijken. Plotseling flitst zijn kop in de richting van een rimpeling in het water. De kop komt weer uit het water tevoorschijn, waarna de reiger een kikker naar binnen schrokt.
Is het met zijn kop naar de rimpeling in het water flitsen en de kikker ophappen een prikkel of respons?
A
prikkel
B
respons
Slide 19 - Quiz
In een dierentuin beginnen wolven vaak te janken als zij het geluid van een sirene horen. De oppassers zijn aan dit jankgedrag van de wolven gewend. Argeloze bezoekers schrikken er soms van. Wordt in de tekst een respons van de wolven genoemd?
A
ja, de sirene
B
ja, het janken
C
nee
Slide 20 - Quiz
Je ziet de persoon op wie je verliefd bent en je krijgt vlinders in je buik en begint te blozen. Wat is in deze zin het gedrag (1) en wat is de motivatie (2)?
A
1. blozen
2. verliefdheid
B
1. verliefdheid
2. blozen
C
1. zien van persoon
2. vlinders in je buik
D
1. vlinders in je buik
2. zien van persoon
Slide 21 - Quiz
Kwispelen bij een hond is een vorm van..... ?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
lichaamstaal
B
non-verbaal gedrag
C
verbaal gedrag
D
inprenting
Slide 22 - Quiz
Het signaal van deze hond is een
A
geur
B
kleur
C
geluid
D
beweging
Slide 23 - Quiz
Een appje sturen is een vorm van:
A
Non-verbaal gedrag
B
Lichaamstaal
C
Verbaal gedrag
Slide 24 - Quiz
Mevrouw van Straaten steekt haar duim op naar een leerling. Dit is een voorbeeld van non-verbaal gedrag.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quiz
Je ziet twee honden vechten. Is hier sprake van sociaal gedrag?
A
Ja, omgaan met soortgenoten is sociaal
B
Nee, vechten is asociaal gedrag
C
Geen idee, maar wel leuk om naar te kijken
D
Maakt niet uit, honden vechten nooit echt
Slide 26 - Quiz
Hoe bakenen deze diersoorten hun territorium af?
Geluid
Geuren
Boos worden als iemand op je plek gaat zitten
Slide 27 - Drag question
Het territorium Wat is NIET waar?
A
verdedigen door te dreigen
B
verdedigen door te vechten
C
groot genoeg voor het grootbrengen van de jongen
D
Bij elke diersoort is het territorium even groot
Slide 28 - Quiz
Twee katers die hevig naar elkaar dreigen, gaan plotseling beide hun vacht schoonlikken. Hoe heet het gedrag dat de katten dan vertonen?
A
imponeergedrag
B
overspronggedrag
C
verzoeningsgedrag
D
sociaal gedrag
Slide 29 - Quiz
Dit is een voorbeeld van
A
dreiggedrag
B
overspronggedrag
C
baltsgedrag
D
sociaal gedrag
Slide 30 - Quiz
Welke kip is de laagste in rang?
A
Aaltje
B
Froukje
C
Dirckje
D
Cootje
Slide 31 - Quiz
Jeroen beweert dat een balts van een stekelbaars een handeling is. Is dit juist? Leg uit.
A
Ja, een balts is een enkele handeling
B
Nee, een balts zijn meerdere handelingen (gedragsketen)