Een concrete markt is een plaats waar op afgesproken tijden goederen worden verhandeld.
Een abstracte markt bestaat uit het geheel van vraag naar en aanbod van een bepaald product.
Noteer dit in je schrift!
Slide 8 - Slide
Concrete markt
Wekelijkse markt in stad of dorp;
De kaasmarkt in Alkmaar;
Veemarkt;
Abstracte markt
De huizenmarkt;
De arbeidsmarkt;
De graanmarkt;
Slide 9 - Slide
Verkopers en kopers
of...?
Slide 10 - Slide
Markt
Verkopers -> aanbod
Kopers -> vraag
Slide 11 - Slide
Inkoopprijs
Steek je hand op!
Slide 12 - Slide
Inkoopprijs
Een winkelier koopt zijn producten meestal in bij een groothandel. De prijs die een winkelier voor een product betaalt, noem je de inkoopprijs.
Slide 13 - Slide
Brutowinstopslag
Steek je hand op!
Slide 14 - Slide
Brutowinstopslag
Een winkelier verkoopt zijn producten voor een hoger bedrag dan de inkoopprijs. Het bedrag dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt, noem je de brutowinstopslag.
Brutowinstopslag wordt ook wel brutowinstmarge of gewoon brutowinst genoemd.
Slide 15 - Slide
Verkoopprijs berekenen
inkoopprijs + brutowinstopslag
Slide 16 - Slide
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
Voorbeeld:
De inkoopprijs van een sporttas is € 15. De winkelier rekent een brutowinstopslag van 60%. Wat wordt de verkoopprijs?
Brutowinstopslag: 60 ÷ 100 × € 15 = € 9
Verkoopprijs: € 15 + € 9 = € 24
Slide 17 - Slide
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
Voorbeeld:
De inkoopprijs van een pet is € 5. De winkelier rekent een brutowinstopslag van 60%. Wat wordt de verkoopprijs?
Brutowinstopslag:
Verkoopprijs:
Slide 18 - Slide
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
Voorbeeld:
De inkoopprijs van een pet is € 5. De winkelier rekent een brutowinstopslag van 60%. Wat wordt de verkoopprijs?
Brutowinstopslag: 60 ÷ 100 × € 5 = € 3
Verkoopprijs: € 5 + € 3 = € 8
Slide 19 - Slide
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
Voorbeeld:
De inkoopprijs van een sportschoenen is € 45. De winkelier rekent een brutowinstopslag van 55%. Wat wordt de verkoopprijs?
Stap 1: Brutowinstopslag
Stap 2: Verkoopprijs
Slide 20 - Slide
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
Voorbeeld:
De inkoopprijs van een sportschoenen is € 45. De winkelier rekent een brutowinstopslag van 55%. Wat wordt de verkoopprijs?
Brutowinstopslag: 55 ÷ 100 x €45 = €24,75
Verkoopprijs: € 45 + € 24,75 = € 69,75
Slide 21 - Slide
Afzet en omzet
Afzet = Het aantal producten dat je verkoopt.
Omzet = Het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten.
Slide 22 - Slide
Omzet berekenen
afzet x verkoopprijs
Slide 23 - Slide
Omzet = afzet x verkoopprijs
Voorbeeld:
In een zwembad verkoopt Levi op één dag 372 blikjes fris. De prijs van één blikje is € 2,25. Hoeveel omzet heeft Levi?
372 × € 2,25 = € 837
Slide 24 - Slide
Omzet = afzet x verkoopprijs
Voorbeeld:
Op een festival verkoopt Birgit 411 blikjes fris . De prijs van één blikje is € 2,99. Hoeveel omzet heeft Birgit?
Slide 25 - Slide
Omzet = afzet x verkoopprijs
Voorbeeld:
Op een festival verkoopt Birgit 411 ijsjes. . De prijs van één ijsje is € 2,99. Hoeveel omzet heeft Birgit?
411 × € 2,99 = € 1228,89
Slide 26 - Slide
Omzet = afzet x verkoopprijs
Voorbeeld:
Op de markt verkoopt Jamal 220 maïskolven. De prijs van één maïskolf is €1,99 . Hoeveel omzet heeft Jamal?
Slide 27 - Slide
Omzet = afzet x verkoopprijs
Voorbeeld:
Op de markt verkoopt Jamal 220 maïskolven. De prijs van één maïskolf is €1,99 . Hoeveel omzet heeft Jamal?