4v les 2 8 08-10

Le vendredi 11 octobre
1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Le vendredi 11 octobre

Slide 1 - Slide

Plan du cours
1. Les buts du cours
2. Quiz sur "het bezittelijk voornaamwoord"
3. Parler (préparation pour le spreektoets)




Slide 2 - Slide

1. Les buts du cours
À savoir: (kennen)
-Je kent de bezittelijke voornaamwoorden. 
-Je kan een situatie beschrijven om een aangifte te doen.
 




Slide 3 - Slide

4. Travailler (werk 1.8 maken)
  • Grammaire III: Het bezittelijk voornaamwoord  
Fais les exercices 24a à 24d pages 51 à 52. 
Voir dans le manuel page 49.

  • Parler
Fais les exercices 25, 26, 32 pages 53-57. 




timer
5:00

Slide 4 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord (p. 49-50)

Slide 5 - Slide

Het zelfstandig gebruikte van B.N (p. 50)
Een bezittelijk voornaamwoord kan ook zelfstandig/losstaand gebruikt worden

Is dat jouw hond? Nee, het is die van hem ("de zijne")
C'est ton chien? Non, c'est le sien.
Is dat jouw fiets? Ja, het is de mijne.
C'est ta bicyclette? Oui, c'est la mienne.


Slide 6 - Slide

Overzicht van blz. 50 
                                                             m.ev         m.mv                v.ev                v.mv
de mijne/die van mij                  le mien     les miens     la mienne     les miennes
de jouwe/die van jou                 le tien       les tiens        la tienne       les tiennes
die van hem/die van haar        le sien      les siens        la sienne      les siennes
de onze / die van ons                le nôtre    les nôtres      la nôtre         les nôtres
die van u/jullie                              le vôtre    les vôtres       la vôtre         les vôtres
die van hun                                     le leur      les leurs          la leur            les leurs
Het zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Slide

1. Les buts du cours
À savoir: (kennen)
-Je kan de werkwoorden op -re vervoegen (Grammaire II).
-Je kent de bezittelijke voornaamwoorden. 
-Je kan ze ook zelfstandig gebruiken (met andere vorm). 
-Je kan een situatie beschrijven om een aangifte te doen.
 




Slide 8 - Slide

L'adverbe (het bijwoord)
  • Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, bijv nw of ander bijwoord en heeft dus maar één vorm in het Frans. 
  • Een bijwoord eindigt vaak op - MENT 

Par exemple: Je parle lentement, je parle rapidement etc...


Slide 9 - Slide

Plaats van het bijwoord
De plaats van het bijwoord is afhankelijk van waar het betrekking op heeft. 

Op de hele zin : helemaal vooraan 
Heureusement, mon prof ne sera jamais remplacé par un robot 

Op een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord : direct ervoor 
Je pense que c'est une très bonne idée.
Il a trop vite changé d'avis.

Op een ww : direct achter de persoonsvorm (= het 1e ww) behalve als deze ontkennend is, dan na het 2e deel van de ontk.
J' aime beaucoup les fraises
Je n' aime pas beaucoup les fraises

J' ai toujours détesté les notes. 
Je n' ai pas toujours détesté les notes

Slide 10 - Slide

Onregelmatige vormen

Onderstaande bijvoeglijk naamwoorden hebben een onregelmatige vorm voor het bijwoord:

Bijv.Nw                - Bijwoord                                  - Vertaling bijwoord

bon                           bien                                                goed, lekker

meilleur                  mieux                                             beter, lekkerder

mauvais                  mal                                                  slecht

gentil                       gentiment                                    aardig, vriendelijk

long                          longtemps/longuement        lang

rapide                      vite/ rapidement                        snel

Slide 11 - Slide