Inhoudswoorden en functiewoorden TA8

Inhoudswoorden en functiewoorden
1 / 23
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Inhoudswoorden en functiewoorden

Slide 1 - Slide

Lesdoel

Ik kan inhoudswoorden en functiewoorden herkennen en benoemen in een zin.

Slide 2 - Slide

INHOUDSWOORDEN
zelfstandige naamwoorden, werkwoorden,
bijvoeglijke naamwoorden
bijwoorden.

Dit zijn inhoudswoorden en  geven betekenis aan een zin.

Slide 3 - Slide

INHOUDSWOORDEN

     Ik las gisteren een leuk  boek
    
     las = werkwoord (ww)
    gisteren = bijwoord (bw)
    leuk = bijvoeglijk naamwoord (bv)
    boek = zelfstandig naamwoord (zn)


Slide 4 - Slide


Het meisje zit nu op de oude schommel.

Het rode inhoudswoord is een:
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quiz


Het meisje zit nu op de oude schommel.

Het rode inhoudswoord is een:
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Quiz


Het meisje zit nu op de oude schommel.

Het rode inhoudswoord is een:
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quiz


Het meisje zit nu op de oude schommel.

Het rode inhoudswoord is een:
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quiz


Het meisje zit nu op de oude schommel.

Het rode inhoudswoord is een:
A
bijwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quiz

Noem de 4 woordsoorten die inhoud geven aan een zin.

Slide 10 - Open question

Wat is het werkwoord?

Gisteren maakten wij een moeilijke toets.
A
Gisteren
B
maakten
C
moeilijke
D
toets

Slide 11 - Quiz

Wat is het zelfstandige naamwoord(en)?

Gisteren maakten wij een moeilijke toets.
A
Gisteren
B
maakten
C
moeilijke
D
toets

Slide 12 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Gisteren maakten wij een moeilijke toets.
A
Gisteren
B
maakten
C
moeilijke
D
toets

Slide 13 - Quiz

Wat is het bijwoord?

Gisteren maakten wij een moeilijke toets.
A
Gisteren
B
maakten
C
moeilijke
D
toets

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Dat boek leest hij voor zijn plezier. 

Slide 16 - Slide

Wat is het voegwoord?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 17 - Quiz

Wat is het lidwoord?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 18 - Quiz

Wat is het voornaamwoord?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 19 - Quiz

Wat is het voorzetsel?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 20 - Quiz

Groep 8 oefent hard, want zij moeten de tekst uit het hoofd kennen.
Wat zijn de functiewoorden?

Slide 21 - Open question

Noem de 4 woordsoorten die functie geven aan een zin.

Slide 22 - Open question

Aan het werk
Herhalen van de inhouds- en functiewoorden.

Slide 23 - Slide