Nederlands trede 6, leesvaardigheid deel 1

Trede 6, Nederlands: Leesvaardigheid deel 1





trede 6, leesvaardigheid
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Trede 6, Nederlands: Leesvaardigheid deel 1





trede 6, leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Welkom!
Lieve leerlingen,

Welkom in de online les Nederlands! Vandaag gaan we aan de slag met leesvaardigheid. In deze digitale les vind je uitleg en oefeningen. Ben je klaar? Dan kun je verder oefenen in de portal. Heel veel succes!

Groetjes,
Mevrouw Sloterdijk


Slide 2 - Slide

Dit gaan we doen
- Tekstdoelen

- De bedoeling van een schrijver

- Moeilijke woorden

Slide 3 - Slide

Tekstdoelen
Een tekst heeft altijd te maken met 2 mensen: de schrijver en de lezer. 

De schrijver schrijft een tekst nooit zomaar. Hij heeft altijd een bedoeling met een tekst.

Kijk goed naar het volgende filmpje.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Welke vijf tekstdoelen zijn er?

Slide 6 - Open question

Tekstdoel en Bedoeling
Een tekst heeft dus altijd een van de vijf tekstdoelen. Een tekstdoel is altijd 1 woord.

Daarnaast is er de bedoeling van de schrijver. Dat is in 1 zin uitgelegd wat de schrijver met zijn tekst wil bereiken.

Slide 7 - Slide

Wat zou bijvoorbeeld de bedoeling zijn van de maker van het filmpje dat we net hebben bekeken?

Slide 8 - Open question

'Niet meer naakt door de kamer'

Op de volgende slide zie je een link naar deze tekst. 

Waar zou deze over kunnen gaan denk je? 

Open de tekst en beantwoord de vragen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
informeren
B
overtuigen
C
amuseren
D
activeren

Slide 11 - Quiz

Wat is de bron van deze tekst? En wat zegt dat over het doel?

Slide 12 - Open question

In welke alinea vind je de bedoeling van de schrijver?
A
1
B
2
C
3
D
7

Slide 13 - Quiz

Wat is de bedoeling van de schrijver?
Vul je antwoord op de volgende slide in. Kies uit:

A De lezer informeren over dat bewoners zeggen dat ze niet zijn ingelicht over het plan voor de vergunning werd afgegeven.
B De lezer informeren over dat mensen die het reuzenrad in gaan, straks bijvoorbeeld geen telelenzen mogen meenemen. 
C De lezer informeren over dat Rotterdammers niet blij zijn met het reuzenrad, omdat mensen straks in hun huizen kunnen kijken.

Slide 14 - Slide

Wat is de bedoeling van de schrijver?
A
antwoord A
B
antwoord B
C
antwoord C
D
alle drie

Slide 15 - Quiz

Goed bezig!

Tijd voor een kleine onderbreking.

Bekijk het filmpje in de volgende slide!

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

En door
Zou dit thuis ook lukken denk je? Probeer het eens!

We gaan nu verder met 'moeilijke woorden'

Slide 18 - Slide

Soms kom je moeilijke woorden tegen in een tekst. Hoe pak je dat aan?

Slide 19 - Open question

Moeilijke woorden
Een betekenis zit soms in het woord zelf, kijk maar:

superieur

Daarin zit het woord super, dat goed betekent. Superieur betekent goed of beter.

Slide 20 - Slide

Hoe zou je bijvoorbeeld de betekenis kunnen achterhalen van het woord 'lekkage'?

Slide 21 - Open question

Moeilijke woorden
Je kunt het ook oplossen door:

- verder te lezen
- naar een plaatje te kijken
- opzoeken in een woordenboek
- iemand vragen

Slide 22 - Slide

Goed gedaan!
Dat was voor deze week de uitleg. 
Werk nu verder aan deze werkdoelen in de portal. 
Ga daarvoor naar trede 6: quizmaster. Maak daarvan:
- Wat is het?
- Wat staat daar?

Heel veel succes! Heb je nog vragen? Stuur mij een chatbericht in Hangout.
Groetjes!

Slide 23 - Slide