H3 - Week 38 - les 8 - Spelling

Welkom!

Leg je spullen alvast op tafel

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom!

Leg je spullen alvast op tafel

Slide 1 - Slide

- Lezen
- Spelling H3 

Doel: 
- Je kunt op de juiste plekken hoofdletters gebruiken
- Je kunt het voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord op de goede manier schrijven

Vandaag in de les:

Slide 2 - Slide

Stillezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Hoofdstuk 1: - Persoonsvorm tt en vt
                       -  Apostof weglatingsteken
Hoofdstuk 2: - Voltooid en tegenwoordig deelwoord
                        - meervoud van het zn
Hoofdstuk 3: - voltooid en tegenwoordig deelwoord                                als bijvoeglijk naamwoord
                        - Hoofdletters
Spelling:
Repetitie: week 39

Slide 4 - Slide

Er zijn 6 momenten wanneer je altijd een hoofdletter gebruikt:
1. begin van een zin;
2. eigennamen;
3. feestdagen, heilige namen, vorsten en historische gebeurtenissen;
4. afleidingen van eigennamen;
5.  begin van een citaat;
6. veel afkortingen (vaak namen). 
2.3 Hoofdletters

Slide 5 - Slide

Anders dan in andere talen, moet het soms ook juist niet: 
1. dagen van de week, maanden, jaargetijden en windstreken;
2. samenstellingen met feestdagen;
3. namen van tijdperken;
4. merknamen die gewoon woord geworden zijn;
5. tweede deel van gesplitst citaat;
6. afkortingen (vaak geen naam, maar gewoon woord)

2.3 Hoofdletters

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

  • Wat is een bijvoeglijk naamwoord ook alweer?
  • Zegt iets over zelfstandig naamwoord

  • Voltooid deelwoord als BN: schrijf het zo kort mogelijk op:
  • Een gevulde ballon, een gevuld gebakje
  • Een verbrede weg
Deelwoorden als BN

Slide 8 - Slide

  • Eindigt het VD van een onregelmatige werkwoord op -en, dan het BN ook!

  • De ervaren muzikant
  • De gesprongen leiding
Deelwoorden als BN

Slide 9 - Slide

  • Het knorrende varken (ligt in de zon)
  • De flitsende act (wint de wedstrijd)

Let op het betekenis verschil tussen TD en VD als BN:
De vertrokken trein (VD als BN)
De vertrekkende trein (TD als BN) 
Deelwoorden als BN

Slide 10 - Slide

- Maak opdracht 1, 2, 3 en 4  (hoofdstuk 3.3)

Huiswerk voor dinsdag 24 september

In de volgende les maak je zelf een samenvatting en oefen je met test jezelf
Spelling - aan de slag

Slide 11 - Slide