Trabi 4e ed. Flex 3H Kapitel 2 der- en ein-Gruppe

Ken je de woorden die tot de der-Gruppe behoren?
1 / 18
next
Slide 1: Open question
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and 1 video.

Items in this lesson

Ken je de woorden die tot de der-Gruppe behoren?

Slide 1 - Open question

Ken je de woorden die tot de ein-Gruppe behoren?

Slide 2 - Open question

Ken je het schema (uitgangen) van de der-Gruppe?

Slide 3 - Open question

Ken je het schema (uitgangen) van de ein-Gruppe?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

Welke naamval is:
dem Schüler?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

Welke naamval is:
den Kopf?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Welke naamval is:
das Herz?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 8 - Quiz

Welke naamval is:
der Schwester?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Welke naamval is:
diesem Obst?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

Welke naamval is:
den Ärzten?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

Welke naamval is:
dein Hals?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quiz

Welke naamval is:
welches Auge?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quiz

Welke naamval is:
ihrer Erkältung?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quiz

Welke naamval is:
dieser Mund?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

Vertaal en vul in:
Er hat schon wieder (een) _____ Vorurteil (o).

Slide 16 - Open question

Vertaal en vul in:
(Iedere) _____ Auswahl (v) ist gut.

Slide 17 - Open question

Vertaal en vul in:
Sie hatte Probleme mit (haar) ____ Haut (v)

Slide 18 - Open question