B1H §Lezen hfst 4 (opdr 1&2 blz 103-105) NN6e 11-2-2022

Leesvaardigheid NN6e
§Lezen hoofdstuk 4
en voorbereiding op de leestoets
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leesvaardigheid NN6e
§Lezen hoofdstuk 4
en voorbereiding op de leestoets

Slide 1 - Slide

Doelen van de les

- je kunt signaalwoorden in een tekst vinden.
- je kunt vinden bij welk tekstverband het gevonden   
   signaalwoord hoort.

Slide 2 - Slide

Raadsel!
Wat kun je hiervan maken?

Er staan alleen klinkers. Je kunt hiervan een spreekwoord maken door medeklinkers toe te voegen.

Slide 3 - Slide

Op welke manier van lezen vind je begrippen?
onderwerp
deelonderwerpen
hoofdgedachte
oriënterend lezen
globaal lezen
precies lezen

Slide 4 - Drag question

Niet waar
Waar
De hoofdgedachte vertelt in één zin waar de tekst over gaat.
Hoofdgedachte en onderwerp hebben altijd met elkaar te maken.
De hoofdgedachte staat altijd in de inleiding.
In een hoofdgedachte staan soms voorbeelden.

Slide 5 - Drag question

Huiswerkopdracht 1 blz. 103
Je hebt in de tekst op blz 103 alle signaalwoorden opgezocht die je kon vinden.
Daarna heb je bij elk signaalwoord het tekstverband opgezocht.

Je gebruikte hiervoor het overzicht dat op blz 102 in het groene kader staat (Theorie: in de tabel staan rechts de signaalwoorden die in de tekst staan en links de verbanden die erbij horen).
De vragen die bij opdracht 1 staan mág je maken (om te oefenen).

Slide 6 - Slide

Plaats hier de foto van het huiswerk: opdracht 1 op blz. 103

Slide 7 - Open question

Signaalwoorden in tekst 3 


Op de volgende slide zie je de antwoorden. 
Door op de hotspot te klikken, kun je het antwoord lezen.

Slide 8 - Slide

de signalen/signaalwoorden zijn de komma's en en, horen bij een opsommend verband
het signaalwoord is zodat en hoort bij een toelichtend verband
het signaalwoord is eerst en hoort bij een chronologisch verband (let op: er komen in de tekst dus nog meer signaalwoorden die bij dit tekstverband horen!)
het signaalwoord is en, hoort bij een opsommend verband
het signaalwoord is daarna en hoort bij een chronologisch verband       (let op: er kunnen in de tekst nog meer signaalwoorden komen die bij dit tekstverband horen!)
het signaalwoord is vervolgens en hoort bij een chronologisch verband       (let op: er kunnen in de tekst nog meer signaalwoorden komen die bij dit tekstverband horen!)
het signaalwoord is (en) tot slot en hoort bij een chronologisch verband       (let op: dit signaalwoord geeft aan dat er in de tekst niet nog meer signaalwoorden komen die bij dit tekstverband horen!)
Het signaalwoord is en, hoort bij een opsommend verband
de signalen/signaalwoorden zijn de komma en and, horen bij een opsommend verband
de signalen/signaalwoorden zijn de komma en en, horen bij een opsommend verband
Het signaalwoord is en, hoort bij een opsommend verband
Het signaalwoord is ook, hoort bij een opsommend verband
Het signaalwoord is maar, hoort bij een tegenstellend verband
Het signaalwoord is maar, hoort bij een tegenstellend verband
Het signaalwoord is dus, hoort bij een concluderend verband (deze hoef je nog niet te weten!)

Slide 9 - Slide

Opdracht 
  • Lees de tekst op blz 105 precies door.

  • Noteer 2 tot 4 steekwoorden per alinea, zodat je straks kan vertellen waar de tekst over gaat.

  • 12 minuten de tijd

  • Klaar? Starten met het maken van opdracht 2 blz. 104/105

timer
12:00

Slide 10 - Slide

Waar gaat tekst 4 over?
Plaats hier de
steekwoorden
die je hebt opgeschreven.

Slide 11 - Mind map

Tekst 4 voorbespreken
Waar gaat tekst 4 over?
Kun je al een hoofdgedachte noemen?
Waarom (niet)?

Slide 12 - Slide

Huiswerk: Leer de theorie van hoofdstukken 1 - 4, § Lezen.
-blz 102: tekstverbanden en signaalwoorden. Je kent de vier tekstverbanden 
                   en je weet welke signaalwoorden daarbij horen.
- blz 72: je weet wat een hoofdgedachte is en waar in de tekst de 
                   hoofdgedachte meestal te vinden is.
- blz. 42: je weet de drie delen van een tekst te benoemen en je weet wat 
                  deelonderwerpen zijn. Je weet wat globaal lezen en zoekend lezen 
                  is en je kunt deze strategieën toepassen.
- blz 12: je kunt het onderwerp van een tekst in 2-5 woorden beschrijven en je 
                 kunt beschrijven wat de leesstrategie 'oriënterend lezen' is.


Slide 13 - Slide


Ik denk dat ik een voldoende ga halen bij de leestoets (A-cijfer)
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll


Ik verwacht dat mijn A-cijfer een ....wordt.
(verschuif het rondje naar de juiste plek op de balk)
0100

Slide 15 - Poll


Ik denk dat mijn B-cijfer voor de leestoets me dit gevoel gaat geven:
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll