nl werkwoordspelling

welkom bij werkwoordspelling
gemaakt door Mike
1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

welkom bij werkwoordspelling
gemaakt door Mike

Slide 1 - Slide

wat ga je leren?
-je gaat leren werkwoordspelling in de verleden tijd.
-je gaat leren werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd.
-je gaat leren werkwoordspelling als voltooid deelwoord.

Slide 2 - Slide

Werkwoordspelling in de verleden tijd.

-regelmatige werkwoorden:  Als de persoonsvorm van een zwak werkwoord in de verleden tijd staat, dan gebruik je +te(n) of +de(n). 
-je pakt dan de stam van het werkwoord de ik-vorm en je zet  daar  +te of +de erachter en als er sprake van meervoud is voeg je nog een n toe  achter de +te(n) en +de(n).
-Als je niet weet of je +te(n) of +de(n) moet gebruiken bij de verleden tijd, gebruikt je het 't kofschip. Als de laatste letter van de stam wel in 't kofschip staat: +te(n) in de verleden tijd.
Als de laatste letter van de stam niet in 't kofschip staat: +de(n) in de verleden tijd.

-Sommige werkwoorden hebben een veranderde letter, dit zijn de  letters die veranderen, zoals  bijvoorbeeld de 'z' en de 'v'. 

-Voor onregelmatige werkwoorden (sterke werkwoorden) zijn er geen regels die moet je uit je hoofd leren.

-

Slide 3 - Slide

werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd
er zijn drie vormen. 
1. de IK vorm: die gebruik je bij Ik en als jij/je achter de pv staat.
zoals: ik luister, luister je, vind je 
2. ik-vorm+t: die gebruik je bij alle andere vormen van het enkelvoud , jij voor de pv, hij, zij, het en u. zoals Hij luistert, hij vindt.
3. hele werkwoord gebruik je bij meervoud. zoals wij vinden

Slide 4 - Slide

voltooid deelwoord

voltooid deelwoord: een voltooid deelwoord is vaak met be, ge of ver geschreven. het eindigt op een d of een t. 

regelmatige werkwoorden: weet je niet op wat het eindigt kun je het langer maken in de verleden tijd en hierdoor weet je of het met een d of een t is.

onregelmatige werkwoorden: onregelmatige werkwoorden eindigen altijd op En. 

Slide 5 - Slide

jullie (shoppen) gisteren de hele dag
A
shopten
B
shoppte
C
shoppen
D
shoppten

Slide 6 - Quiz

Gisteren ..............(blaffen) de hond van de buren de hele avond


A
blafde
B
blaftde
C
blafte

Slide 7 - Quiz

Mike ............................(wachten) wel een half uur op de bus.
A
wachtte
B
wachte
C
wachdte

Slide 8 - Quiz

richard ..............................(witten) in één middag alle muren op de benedenverdieping.
A
witde
B
witte
C
wite

Slide 9 - Quiz

Zo heb ik het echt niet ...........................................
A
bedoeld
B
bedoeldt
C
bedoelt

Slide 10 - Quiz

Dat meisje met haar bruine haar ........................................ heel snel.
A
verbrandt
B
verbrand
C
verbrandde

Slide 11 - Quiz

Wie ....................................(mailen) ons het toetsrooster dan?
A
maildde
B
mailde
C
maild

Slide 12 - Quiz