4KB Paragraaf 2.3 Ga jij sparen of beleggen

1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 2
Geld genoeg?
2.1 Budgetteren kun je leren?
2.1 Welke inkomsten en uitgaven heb je? (BB)
2.2 Geld moet rollen (BB 2.3)
2.3 Ga je sparen of beleggen?
2.2 Hou jij het overzicht (BB)
2.4 Wie leent, maakt schulden

Slide 2 - Slide

Wanneer noemen we iets schaars in de ecnomie?

Slide 3 - Slide

Wat is het tegenovergestelde van schaars?

Slide 4 - Slide

Wat is welvaart ook alweer?

Slide 5 - Slide

Wat is inflatie?
Oorzaken?
Gevolgen?

Slide 6 - Slide

Wat is koopkracht?
De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.

Slide 7 - Slide

Waarom kunnen we niet alles maar kopen en alles maar doen?

Slide 8 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Huiswerk bespreken
  • Leerdoelen paragraaf 2.2
  • Instructie 2.2
  • Aan de slag met paragraaf 2.2
  • Evaluatie van de leerdoelen
  • Afsluiten

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Leerdoelen van 2.2
Na deze les kan ik...
  • ... aangeven welke redenen er zijn om te sparen 
  • ...  rente berekenen van een spaarrekening
  • ... aangeven wat het gevolg van inflatie is voor je spaargeld
  • ... vertellen wat het verschil is tussen sparen en beleggen

Slide 11 - Slide

Spaar jij al? Zo ja, waarvoor?

Slide 12 - Slide

Welke redenen kun je hebben om te sparen?
Spaarmotieven:
1. voor een doel
2. uit voorzorg
3. voor de rente

Slide 13 - Slide

Rente
 De rente op je spaarrekening is afhankelijk van:
  • de hoogte van het rentepercentage
  • de hoogte van het spaarbedrag
  • de periode dat het geld op je spaarrekening staat
Het rentepercentage wordt berekend per jaar.
Op een spaardeposito zet je jouw geld langere tijd tegen een vaste rente vast.



Slide 14 - Slide

Enkelvoudige rente
Je krijgt ieder jaar alleen rente over het spaarbedrag.
Dit bedrag wordt gestort op je bankrekening.

Enkelvoudige rente =
 (rentepercentage : 100) x spaarbedrag x jaren 

Slide 15 - Slide

Aan het werk
Ga de komende 10 minuten aan het werk met opgave 1 tot en met 5 van paragraaf 2.1 (antwoorden op examenniveau).

Ben je eerder klaar? Lees het tweede deel van de paragraaf eerst helemaal goed door en probeer dan de opgaven te maken.

Slide 16 - Slide

Koopkracht van je spaartegeld?
De rente op je spaargeld kan vast of variabel zijn.
Vaste rente: de spaarrente blijft een afgesproken periode gelijk.
Variabele rente: de rente kan aangepast worden.

Als de inflatie hoger is dan de spaarrente, dan daalt de koopkracht van je spaargeld.

 



Slide 17 - Slide

Voorbeeld

Slide 18 - Slide

Wat moet je hiervan weten?
  • Wat is beleggen?
  • Je koopt iets waarvan je verwacht dat de waarde ervan zal stijgen.
  • Waarom zou je dat doen?
Rendement; deze kan hoger of lager zijn dan de rente van de spaarrekening 
Obligatie; Lening aan een bedrijf of de overheid => vaste rente
Aandelen; verhandelen op de beurs. Je koopt een stukje van een bedrijf.
Cryptomunten. De waarde kan snel stijgen, maar ook heel snel dalen. Je loopt daarom veel risico.

Slide 19 - Slide




Zijn er nog vragen?

Slide 20 - Slide


Werk de rest van de tijd aan de opdrachten van 2.2

Ben je eerder klaar en vind je het rekenen nog lastig? Kijk dan op bladzijde 64 en 65.

Slide 21 - Slide

Leerdoelen van vandaag:
  • Ik kan de drie spaarmotieven noemen en herkennen.
  • Ik kan de enkelvoudige rente berekenen.
  • Ik kan de samengestelde rente berekenen.
  • Ik weet wat het gevolg van inflatie is voor mijn spaargeld.
  • Ik kan kenmerken van beleggen noemen.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide