Zinsopbouw

Zinsopbouw
1 / 43
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinsopbouw

Slide 1 - Slide

Als je Omdat of Als gebruikt, verandert de volgorden in de zin
omdat -> reden
als-> tijdstip

Het woord Want geeft ook de reden aan, maar de volgorde in de zin verandert niet.

Slide 2 - Slide

Zaterdag
kunnen
jullie
uitslapen
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 3 - Drag question

zin 17
je
oversteken
daar
kunt
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 4 - Drag question

zin 18
ik
vanavond
ga
koken
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 5 - Drag question

zin 19
mijn opa
maken
soep
wil
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 6 - Drag question

zin 20
Jan en Lea
doen
boodschappen
gaan
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 7 - Drag question

zin 21
hij
nemen
medicijnen
moet
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 8 - Drag question

zin 22

In de tuin
gaat
mijn vader
werken
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 9 - Drag question

zin 24

Zaterdag
mag
afzwemmen
het meisje
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 10 - Drag question

zin 25
Op de deur
kan
hangen
een briefje
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 11 - Drag question

zin 26

Hier
moet
starten
je
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 12 - Drag question

zin 27

In bed
kun
uitrusten
je
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 13 - Drag question

zin 28
Vrijdag
moeten
trainen
we
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 14 - Drag question

Doel van deze les.
-Ik weet de goede volgorde van de zin.
-Ik kan zelf een zin schrijven.

Slide 15 - Slide

Wat weet ik na deze les?
-Ik weet de goede volgorde van de zin.
-Ik kan zelf een goede zin schrijven.

Slide 16 - Slide

Volgorde van woorden in de zin?

Slide 17 - Slide

In welke zin wijzen de signaalwoorden op een volgorde in tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 18 - Quiz

Maak de zin af.
Lidstaten van de Verenigde Naties ..........(Let op de volgorde in de zin. Denk aan de regel pv op 2)

Slide 19 - Open question


Zaterdag
gaat
naar zijn oma
de jongen
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 20 - Drag question

Op de deur
kan
hangen
een briefje
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 21 - Drag question


Hier
moet
oversteken
je
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 22 - Drag question

Maak een zin in de goede volgorde:
staan / Zij / lachen / te

Slide 23 - Open question

Morgen
hebben
een toets
wij
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 24 - Drag question

Opdracht 2
Schrijf samen het verhaal. Let op de volgorde van de zin. Je mag vragen stellen over de volgorde, maar niet over de inhoud van het verhaal.

Hoe maak je ook alweer een zin?

Slide 25 - Slide

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



lezen - de oude man - in het park - de krant - vaak 
   

Slide 26 - Open question

Maak een zin in de goede volgorde:
te / ik / wachten / sta

Slide 27 - Open question

Vrijdag
moeten
trainen
we
Zet de zin in de goede volgorde

Slide 28 - Drag question

Zet de zin in de juiste volgorde.

breng – volgende week – terug naar de bibliotheek – ik – dat boek


timer
2:00

Slide 29 - Open question

Maak een zin in de goede volgorde:
te / op de trein / ik / al een haf uur / wachten / sta

Slide 30 - Open question

Zet de zin in de juiste volgorde. Let op hoofdletters en leestekens.
Zet de persoonsvorm in de juiste volgorde.



mijn broer – ik – opzoeken – in Duitsland – willen – volgende maand 
   

Slide 31 - Open question

We hebben tot nu toe Omdat en Als gebruikt om van 2 korte zinnen 1 lange zin te maken.
Als je Omdat of Als gebruikt, verandert de volgorden in de zin
omdat -> reden
als-> tijdstip

Het woord Want geeft ook de reden aan, maar de volgorde in de zin verandert niet.

Slide 32 - Slide

Zet de zin in de juiste volgorde.
Denk aan hoofdletter en punt!

Slide 33 - Slide

Zet de zin in de goede volgorde:
staan / de borden/ waar / ?

Slide 34 - Open question

Zet de zin in de goede volgorde:
ik / nodig/ hoeveel tomaten/ heb/ ?

Slide 35 - Open question

Zet de zin in de goede volgorde:
's ochtends/ drink/ wat/ jij/ ?

Slide 36 - Open question

Zet de zin in de goede volgorde:
de groenten/ wie/ snijdt/ ?

Slide 37 - Open question

Zet de zin in de goede volgorde:
naar de markt/ jij/ ga/ wanneer/ ?

Slide 38 - Open question

Structuur van een zin!
De volgorde is dus:
onderwerp - persoonsvorm - tijd - manier - plaats

Boek van A tot Zin: blz. 122 en 123.


Slide 39 - Slide

Wat is de goede volgorde in een normale zin?
1
2
3
4
wanneer?
de rest
onderwerp
persoonsvorm

Slide 40 - Drag question

Volgorde van de woorden in de zin.

Slide 41 - Slide

Zet de onderdelen in de goede volgorde
Je
hebt
deze zin
heel goed
opgelost!

Slide 42 - Drag question

Zet de zin in de juiste volgorde
Er zijn twee mogelijkheden!

ik- bijhouden- dit tempo-niet-kan
A
Ik kan niet bijhouden dit tempo.
B
Dit tempo kan ik bijhouden niet.
C
Dit tempo kan ik niet bijhouden.
D
Ik kan dit tempo niet bijhouden.

Slide 43 - Quiz