Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2
This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Oefenen H4
Slide 1 - Slide
Hoe noemen we de haat tegen Joden?
A
discriminatie
B
holocaust
C
antisemitisme
D
racisme
Slide 2 - Quiz
WO 2: Nederland geeft zich over in:
A
1939
B
1940
C
1941
D
1945
Slide 3 - Quiz
Met de inval in welk land begon de Tweede Wereldoorlog?
A
Nederland
B
Polen
C
België
D
Rusland
Slide 4 - Quiz
De Tweede Wereldoorlog duurde van:
A
1940 - 1945
B
1939 - 1944
C
1914 - 1918
D
1939 - 1945
Slide 5 - Quiz
WO 2: Welke stad wordt gebombardeerd waarna Nederland zich overgeeft?
A
Amsterdam
B
Utrecht
C
Rotterdam
D
Den Haag
Slide 6 - Quiz
Operatie Market Garden was:
A
de slag om Arnhem
B
de aanval op Rusland
C
het Ardennenoffensief
D
de aanval op Pearl Harbor
Slide 7 - Quiz
Japan geeft zich over.
De aanval op Pearl Harbor
Japan verovert China
1937
1941
1945
Slide 8 - Drag question
Hoe verliep de Tweede Wereldoorlog?
Slide 9 - Drag question
Sleep de foto's van personen naar de juiste omschrijving:
Leider van de NSB.
Leider van de Sovjet-Unie tijdens de Tweede Wereldoorlog
Probeerde vanuit Londen het Nederlandse verzet tegen de Duitse bezetter aan te wakkeren.
Amerikaanse president tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Duitse dictator die de Tweede Wereldoorlog begon en 6 miljoen Joden liet vermoorden.
Italiaanse dictator, grondlegger van het fascisme en bondgenoot van Hitler.
Slide 10 - Drag question
De Tweede Wereldoorlog had twee bondgenootschappen: de geallieerden en de asmogendheden.
Welk land hoorde bij welke kant?
Asmogendheden
Geallieerden
Slide 11 - Drag question
Welke Japanse stad is aan het eind van de Tweede Wereldoorlog NIET door de Amerikaanse gebombardeerd?
A
Nagasaki
B
Hiroshima
C
Kyoto
Slide 12 - Quiz
Duitsland
Japan
Frankrijk
Zwitserland
Zweden
Italië
Groot Brittannië
Slide 13 - Drag question
Enkele gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog:
1 de aanval op Pearl Harbor (zie bewegend plaatje) 2 de atoombom op Hiroshima 3 de Duitse inval in Polen 4 de invasie in Normandië (D-day)
Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A
Eerst 3, dan 1, vervolgens 4 en ten slotte 2.
B
Eerst 1, dan 3, vervolgens 4 en ten slotte 2.
C
Eerst 3, dan 4, vervolgens 1 en ten slotte 2.
D
Eerst 3, dan 1, vervolgens 2 en ten slotte 4
Slide 14 - Quiz
Slag om Stalingrad
D-day
Operatie Market Garden
Slag om de Ardennen
Geallieerden gaan richting Berlijn
Slag om Berlijn
Hitler pleegt zelfmoord
Bevrijdingsdag
Atoombommen op Japan
Slide 15 - Drag question
Waarom is dit een voorbeeld van propaganda?
Slide 16 - Open question
Waarom werden er geen concentratiekampen in Duitsland gebouwd?
Slide 17 - Open question
Wat is het verschil tussen een concentratiekamp en een vernietigingskamp?
Slide 18 - Open question
Adolf Hitler zit 1 jaar in de gevangenis. Hij schrijft in de gevangenis een boek. Hoe heet dit boek?
Slide 19 - Open question
Sleep ieder voorbeeld naar het juiste begrip
COLLABORATIE (SAMENWERKING)
VERZET
Helpen bij razzia's
voedselbonnen stelen
illegale krantjes maken
onderduikers opsporen
onderduikers verbergen
Slide 20 - Drag question
Waarom wil Hitler geen tweefrontenoorlog, leg ook uit wat het begrip betekend?
Tactiek
Slide 21 - Open question
De Canadezen en de Amerikanen kwamen op 6 juni 1944 Europa binnen. Hoe werd die dag ook wel genoemd?
A
Operatie Cobra
B
Dolle Dinsdag
C
D-day
D
Operatie Overlord
Slide 22 - Quiz
werkkampen
vernietigings-kampen
Holocaust
nog meer slachtoffers
ouderen, kinderen en zieken die meteen werden gedood in de gaskamers
De nazi’s vermoordden in totaal zes van de elf miljoen Europese Joden.
sterke mannen en vrouwen die dwangarbeid moesten doen
Roma en Sinti, Jehovagetuigen, homo’s, mensen met een beperking
Slide 23 - Drag question
Sleep deze gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
Hongerwinter in nog bezet Nederland
Ariërverklaring massaal ondertekend
Februaristaking tegen de Jodenvervolging
Slag om Arnhem mislukt
Bombardement op Rotterdam
Slide 24 - Drag question
Wat wilde Hitler met Lebensraum?
A
Door Lebensraum te veroveren wilde Hitler de Japanners te hulp schieten.
B
Hitler had Lebensraum nodig om vernietigingkampen te kunnen bouwen.
C
Lebensraum waren wijken die gebouwd werden voor Hitlers aanhangers.
D
Volgens Hitler had het Duitse volk Lebensraum nodig om te overleven.
Slide 25 - Quiz
Wat is een Blitzkrieg?
A
Zo snel mogelijk wapens maken
B
Zo snel mogelijk tanks naar het front krijgen
C
Zo snel mogelijk, zoveel mogelijk land veroveren
D
Zo lang mogelijk niet vechten
Slide 26 - Quiz
Wat wordt bedoeld met het begrip "Holocaust"?
Slide 27 - Open question
Wat bedoelde Hitler met "Heim ins Reich"?
A
Het vervolgen en vermoorden van Joden.
B
Alle Duitse volkeren verenigen in één groot rijk.
C
Het 3e leger dat naar het oostfront werd gestuurd.
D
De verovering van half Europa.
Slide 28 - Quiz
Tegenstand tegen iets dat je niet wilt. Bijvoorbeeld door onderduikers in huis te nemen.
Beperking van de vrijheid van meningsuiting. De controle die een overheid op de publicatie en de verspreiding van gedachten en gevoelens in brieven, kranten, boeken, kunstwerken, foto's, films, tv- en radio-uitzendingen, enzovoorts uitoefenen.
Censuur
Verzet
Propaganda
Slide 29 - Drag question
Wat was de eerste grote daad van verzet tijdens de Nederlandse bezetting?