1. Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.
2. Als een boek van Pieter is, dan zeggen we: Het is zijn boek.
3. Als het boek van Maria is, dan zeggen we: Het is haar boek.
4. Als het boek van een jongen is, gebruiken we zijn.
Als het boek van een meisje is, gebruiken we haar.
Dus: je kijkt naar het geslacht van de bezitter (Nederlands)