De vorm van het bezittelijk voornaamwoord past zich in het Nederlands aan op de bezitter. Het maakt uit of de bezitter mannelijk of vrouwelijk is.
Het is zijn fiets. Nee, dat is haar fiets.
In het Frans past het bezittelijk voornaamwoord zich aan aan het bezit. Of de fiets nou van hem of haar is maakt niet uit. Het gaat erom of de fiets mannelijk of vrouwelijk is.
Het woord fiets in het Frans is mannelijk. Je zegt dus:
C'est mon vélo.
C'est ton vélo.
C'est son vélo.