This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Thema 3 Wonen - DAG 9 => H
Slide 1 - Slide
A - Hij gebruikt veel spullen bij het koken. B - Ik gooi mijn spullen in de auto. C - Wij willen veel spullen kopen. D - Er liggen veel spullen in mijn kamer.
Dag 6
48
A
A - Goed
B - Goed
C - Goed
D - Goed
B
A - Goed
B - Goed
C - Fout
D - Fout
C
A - Fout
B - Fout
C - Fout
D - Fout
D
A - Fout
B - Goed
C - Goed
D - Goed
Slide 2 - Quiz
A - Amsterdam is een ....... B - In mijn klas heb ik een eigen ...... C - Ik heb een winkel in mijn ........ C - Ik heb in mijn kamer nog veel ......
Dag 7
49
A
A - stad
B - plek
C - ruimte
D - plek
B
A - buurt
B - plek
C - buurt
D - ruimte
C
A - stad
B - ruimte
C - buurt
D - ruimte
D
A - stad
B - plek
C - buurt
D - ruimte
Slide 3 - Quiz
A - We gaan naar de bushalte voor de bus. B - De trein vertrekt vanaf het station. C - Ik wil voor mijn vliegtuig naar het vliegveld. D - Mijn boot vaart vanuit de haven.
Dag 7
50
A
A - Goed
B - fout
C - fout
D - Goed
B
A - Goed
B - Goed
C - fout
D - Goed
C
A - Goed
B - Goed
C - Goed
D - Goed
D
A - fout
B - Goed
C - Goed
D - Goed
Slide 4 - Quiz
het station
de soort
de auto
de kat
Slide 5 - Drag question
Op school gebruik je veel .........
A
schrijfspullen
B
kookspullen
C
make-upspullen
D
fietsspullen
Slide 6 - Quiz
Vul in:
Meisjes gebruiken veel ............. : make-up, schoenen, tassen en nog veel meer.
A
papieren
B
spullen
C
fietsen
D
boeken
Slide 7 - Quiz
In Den Haag wonen veel mensen, er zijn veel winkels en het is er erg druk.
Wonen zij in een stad of in een dorp?
A
dorp
B
stad
Slide 8 - Quiz
Welke woorden horen bij 'schoonmaken'.
A
poetsen
B
water
C
dweil
D
zeep
Slide 9 - Quiz
Ik moet mijn huis elke week goed ......... Mijn man maakt gelukkig ook het huis .........
A
schoon - schoonmaken
B
schoonmaken - schoon
Slide 10 - Quiz
A - Hij schoonmaakt mijn kamer. B - Ik maak mijn kamer schoon. C - Jij moet je kamer schoonmaken.