6.1 Organismen indelen en uitleg dw

Welkom terug!
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom terug!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 6 | Je groene omgeving 
6.2: Biotoop
1.5 Fossielen
6.1 Organismen indelen (+stencil en practicum - 2 lessen)
6.2 Biotoop
6.3  Eten of gegeten worden
6.4 Een kringloop                                                                          DIERENWERKSTUK
 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning van deze les:
Check over 1.5 fossielen
Groepjes maken voor het dierenwerkstuk, 
Je dier kiezen en aan de docent doorgeven. (Mag je nog aanpassen)
Uitleg 6.1 over de indeling van alle organismen in rijken

Volgende keer: 6.1 afronden, 1.2 determineren, 
Aanvulling (boekje) bij 6.1 bespreken. Let vooral op het dierenrijk.verder werken aan het dierenwerkstuk en de toets bespreken. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat is een fossiel?
A
aardlagen van verschillende jaren
B
botten van een dood dier
C
rest of afdruk van een organisme in gesteente
D
gesteente in lagen

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen fossiel?
A
Een eierschaal van een kip
B
Een pootafdruk van een dinosaurus in versteende modder
C
Een schelp van een schelpdier in een dikke laag kalk
D
Versteend bot van een mens

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Zet de gebeurtenissen op de juiste volgorde van 1 - 7.
1
2
3
4
5
6
7
het zand en klei verstenen
De dode vis ligt op de zeebodem
De vis gaat dood
de zeebodem stijgt boven de waterspiegel
Zand en klei bedekken de vis
De levende vis zwemt in zee
Door erosie komen aardlagen bloot te liggen

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Met hulp van gidsfossielen kunnen wetenschappers aardlagen dateren. Welke fossielen zijn het best te gebruiken als gidsfossielen?
A
Van een soort die voor korte tijd in een bepaald gebied voorkomt.
B
Van een soort die voor korte tijd wijdverspreid voorkomt.
C
Van een soort die gedurende lange tijd in een bepaald gebied voorkomt.
D
Van een soort die gedurende lange tijd wijdverspreid voorkomt.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Het meisje van Ide heeft 80%
van de C-14 in haar cellen.
Hoe lang geleden leefde zij?
A
50 jaar
B
200 jaar
C
2000 jaar
D
5730 jaar

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Dierenwerkstuk

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Het dierenwerkstuk start 1
In groepjes van 2 personen
Kies een dier die in het wild in Nederland voorkomt.
Lees de opdracht goed door! 
We werken er 4 weken aan dus start met deze keuzes en maak een gezamenlijk document met een logische naam aan.

Inleveren via Magister opdrachten, uiterlijk 13 juni, Telt 2x mee.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 6 | Je groene omgeving

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

De natuur

Slide 12 - Mind map

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen paragraaf 6.1
Je kunt de het systeem van ordenen per niveau op volgorde benoemen.
Je kent de vier rijken bij de indeling van alle organismen.
Je begrijpt de naam en kenmerken van een soort.
Je kunt van elk rijk de celkenmerken benoemen.


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Ordenen
Je kan voorwerpen en organisme indelen in verschillende groepen of sorteren, dit noem je ordenen.

Bij ordenen verdeel je een verzameling in groepen met hetzelfde kenmerk.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Ordenen
Biologen ordenen aan de hand van gemeenschappelijke kenmerken van het organisme. 
Ze delen ze op in groepen en noteren dit in het:

Systeem van ORDENING

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat leeft er om je heen?
Organisme = een levend wezen dat  in staat is om 
te groeien, zich voort te planten, te ademen enz.

Alle organismen kun je indelen in 4 groepen: Rijken
  1.  Dierenrijk
  2.  Plantenrijk
  3.  Schimmelrijk
  4.  Bacterierijk

Grove indeling -> per rijk ook verschillen (bron 2 in je boek)

Slide 17 - Slide

Wie weet een voorbeeld van een organisme?
Verschillen in de vier rijken

De indeling is gebaseerd op basis van de onderdelen van de cellen die organismen hebben.
Onder de microscoop kun je die verschillen goed zien.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Cellen van de 4 rijken    
Hoe te onderscheiden? 
Planten: hebben bladgroenkorrels
(en celwanden en een kern)

Dieren: hebben geen celwand
(geen bladgroenkorrels, wel een kern)

Bacteriën hebben geen kern (wel celwanden, geen bladgroenkorrels)

Schimmels:  (wel een kern en een celwand, geen bladgroenkorrels) 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Planning van deze les:
Vorige keer: Check over 1.5 fossielen
Groepjes maken voor het dierenwerkstuk, 
Je dier kiezen en aan de docent doorgeven. (Mag je nog aanpassen)
Uitleg 6.1 over de indeling van alle organismen in rijken/afd. enz. Linnaeus. 

Deze les:  Stencil Ordening, Samen doornemen als aanvulling bij 6.1!
6.1 uitleg met 1.2 determineren, check (10 vragen) 
Tweede deel: Toets bespreken en verder werken aan het dierenwerkstuk. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

4 Rijken

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Systeem van Ordening

Groepen organismen die steeds kleiner worden om elke soort een plaats te geven in het systeem van ordening.

Afdeling
Geslacht
Organismen 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Tweedelige naamgeving
Wereldwijde naamgeving in het  Latijn.
Voorkomen van verwarring door lokale naamgeving.

Geen Madeliefje, 
geen Daisy maar:
Bellis perennis L.

Geslachtsnaam + soortsaanduiding (+ ontdekker)
Carolus Linnaeus
(1707-1778)

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Indeling Plantenrijk
Plantenrijk:
  • Wieren/mossen
    Geen wortels, stengels en bladeren
  • sporenplanten
    Voortplanting door sporen 
  • Zaadplanten
    Voortplanting door zaden

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Indeling Dierenrijk
7 Afdelingen (stam):

Iedere afdeling heeft specifieke kenmerken om de dieren in te delen.
Je let op het skelet en de symmetrie

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Aantallen Soorten 
7 afdelingen van het dierenrijk
in procenten (zie hiernaast)

Hoe ga je na wie wie is?
Door te determineren 
Met determinatietabellen
of zoekkaarten

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Determinatietabel

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Determineren 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Zoekkaart
Determineren:
-Hoe werkt 
een zoekkaart?
-Waterkwaliteit?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Een zoekkaart gebruiken
  1. Wat zou een zoekkaart ?
  2. Waar zou je het voor kunnen gebruiken?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Wat is geen organisme?
A
Een levend wezen dat in staat is om te groeien
B
Iets dat ademhaalt
C
Voorwerpen waar je steeds meer van hebt
D
Een plant die zonlicht om kan zetten in zuurstof

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen rijk ?
A
Planten
B
Bacterien
C
Zoogdieren
D
Schimmels

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Sleep de juiste afbeelding naar het juiste rijk
Schimmelrijk
Bacterierijk
Plantenrijk
Dierenrijk

Slide 34 - Drag question

This item has no instructions

Welke indeling staat in de juiste volgorde van grote naar kleine groepen?
A
soort - rijk - familie
B
rijk - soort - geslacht
C
familie - geslacht - soort
D
orde - geslacht - familie

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Geef de juiste volgorde van het systeem van ordening van groot naar klein.
Soort
Afdeling
Klasse
Orde
Rijk
Geslacht
Familie

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

Bij het ordenen van de 4 groepen organismen kijken biologen naar de cellen van deze organismen. Ze letten dan op drie kenmerken van cellen. Welke drie?

Celmembraan
Celkern
Celwand
Bladgroenkorrels
Celplasma
Vacuole

Slide 37 - Drag question

This item has no instructions



Wat is determineren?
A
Uitzoeken hoe een organisme heet
B
Een organisme schematisch tekenen
C
Goed kijken naar de details.
D
Een organisme natuurgetrouw tekenen

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

De afbeelding is een voorbeeld van.........
A
kenmerkenkaart
B
zoekkaart
C
stamboom
D
determinatietabel

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Determineer deze mug.
A
1b - 4b Langpootmug
B
1a - 2b- 3b Steekmug
C
1b - 4a Steltmug
D
1a - 2b - 3a Tijgermug

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Hoe gebruikt je een determinatietabel om een organisme te determineren?
A
Allerlei kenmerken van een organisme. Je moet steeds een keuze maken
B
De cel-kenmerken om te ordenen. Je hoeft niet meer te kiezen.
C
Allerlei kenmerken van een organisme. Je hoeft niet meer te kiezen.
D
De cel-kenmerken om te ordenen. Je moet steeds een keuze maken

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoel 5: Sleep de passende afdeling naar het juiste dier.
Sponzen
Holtedieren
Weekdieren
Stekelhuidigen
Geleedpotigen
Gewervelden

Slide 42 - Drag question

This item has no instructions

Zet elke groep organismen in zijn juiste vak
Rijk
afdeling
Klasse (geleedpotigen)
Klasse (zoogdieren)
Dieren
Sponzen
Holtedieren
Wormen
Weekdieren
Geleedpotigen
Gewervelden
Kreeftachtigen
Spinachtigen
Insecten
Duizendpoten
Amfibie
Vissen
Vogels
Zoogdieren
Reptielen

Slide 43 - Drag question

This item has no instructions

Zelfstandig werken
paragraaf 6.1 bestuderen en online maken
klaar? dierenwerkstuk blad ophalen en vast doornemen
Laatste 20 minuten mee aan de slag 
Lijst invullen

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Dierenwerkstuk

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Het dierenwerkstuk deel 2
Maak je definitieve keuze van het dier en geef deze door (docent checkt!).
Maak samen een gedeeld document waar je allebei in kan werken in de Onedrive. Noem het document: Biologie dierenwerkstuk . . . . . . (naam van je dier) en zet deze in je biologiemap.
Lees de opdracht nogmaals goed door! Maak de voorkant en schrijf de inleiding waarbij je je dier noemt met de ordening erbij.
Spreek af wie wat doet de komende tijd: b.v. wie werkt H1 t/m 4 uit? 
- Houd de tijd (in minuten) bij dat je eraan werkt. (maak een tabel p.p.)
- Zet overal de gebruikte bron bij. (en maak een bronnenlijst)

(Inleveren via Magister, uiterlijk 13 juni, Telt 2x mee).

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Gedragsonderzoek jullie dier
Lees het blad Diergedragsonderzoek.
Zoek geschikte filmpjes over je dier waarbij je 1 dier gedurende 3 tot 5 minuten goed kan volgen. Noteer de bron en zet deze in je bronnenlijst.
Maak het ethogram.
Volg samen 2x 3-5 minuten je dier en 
vul de protocollen in.
Verwerk in je verslag bij H5.
Maak je verslag af.

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
Je gekozen dier aan de docent doorgeven.
Lees als eerst rustig de opdrachten door
Maak een gedeeld document aan en 
bespreek wat je de eerste week gaat doen.

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
Wat vonden we van de les?

Volgende les: Leren: 1.2 determineren en 6.1.
Practicum: Dierencirquit in 122.

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

tips en tops

Slide 50 - Mind map

This item has no instructions