A4 12 April 2021 Klimaatvraagstukken

1 / 43
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag / deze week
  • Korte feedback toets...volgende week bespreken

  • begin klimaatvraagstukken

Slide 2 - Slide

Leerdoelen deze week
1 Ik kan het verschil tussen weer en klimaat uitleggen ($1.1)
2. ik kan de samenstelling van de atmosfeer en de opbouw van de aarde beschrijven. ($1.1)
3. Ik kan verklaren waarom er variaties zijn in de stralingsbalans. ($1.1)
4  Ik kan verklaren waarom er variaties zijn op het globale windsysteem ($1.2)

Slide 3 - Slide

Verschil weer & klimaat
  • Het weer is de  temperatuur , de neerslag en de wind op een bepaalde plaats, op een bepaald moment.
  • klimaat : het gemiddelde weer in een bepaald gebied en over een langere tijd (dertig à veertig jaar).

Slide 4 - Slide

B39 & B40

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

B39

Slide 7 - Slide

B 41 en B42

Slide 8 - Slide

B43

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

B46

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Kenmerken sferen vd Atmosfeer
Thermosfeer: Stijgende temperatuur, 1 % atmosferische gassen

Mesosfeer: Dalende temperatuur,  begin verbranding meteorieten

Stratosfeer: Stijgende temperatuur, veel ozon (O3), als O3 toeneemt neemt T toe, filtering schadelijke ultraviolette straling zon

Troposfeer: Dalende temperatuur p, 100 m omhoog T 0,6 graden omlaag olen (afhankelijk luchtvochtigheid), 12 km & evenaar 9 km

Slide 13 - Slide

Effect zwaartekracht (Fz)
  • Zorgt ervoor dat gassen niet in de atmosfeer verdwijnen
  • 80 % gassen in de onderste 10 km.
  •  

Slide 14 - Slide

Chemische afkortingen
N2 = stikstof
O2 = Zuurstof
H2O = water (damp)
CO2 = Koolstofdioxide

Slide 15 - Slide

Zon
  • Grote gasbol
  • temperatuur oppervlakte 6000 graden
  • 150 miljoen km vd aarde
  • klein deel energie naar aarde
  • belangrijkste energiebron aarde
  • motor weerverschijnselen

Slide 16 - Slide

energiebalans/ stralingsbalans
Evenwicht tussen de hoeveelheid straling die de aarde bereikt en de hoeveelheid die de atmosfeer weer verlaat.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Inkomende kortgolvige straling
  • 30 % teruggekaatst (20 % wolken, 4 % aardoppervlak, 6 % gasdeeltjes)
  •  23 % geabsorbeerd door gassen (h2o)
  • 47 % bereikt & geabsorbeerd aardoppervlak

Slide 19 - Slide

De 47 % geabsorbeerde straling wordt warmte &  teruggekaatst als langgolvige straling
  • wolken & broeikasgassen absorberen & kaatsen terug  naar de  aarde
  • vertragen terugstraling naar ruimte
  • dekeneffect: aarde hierdoor 31 graden warmer, anders gemiddelde T -16 graden!

Slide 20 - Slide

Variaties in stralingsbalans door:
  1. Breedteligging
  2. de albedo
  3. Gesteldheid van aardoppervlak

Slide 21 - Slide

Breedteligging
Door bolling aarde, op lagere breedte meer loodrecht instraling: straling per m2 is groter & afstand door dampkring korter = minder energie verlies aan lucht.

Slide 22 - Slide

invloed loodrechte / schuine stand &
afstond door dampkring

Slide 23 - Slide

Breedteligging
Tussen 35 graden NB & ZB ==> stralingsoverschot.
Daarbuiten een tekort.

Slide 24 - Slide

Verschil weerkaatsing van het zonlicht (albedo) per gebied. Hierdoor verschil in energie opname en dus opwarming van de lucht erboven.

Slide 25 - Slide

Verschil land en zee: water wordt langzamer koud en warm dan land omdat:
Zonlicht kan dieper doordringen in water, meer energie nodig voor verwarming
Water in beweging, meer energie nodig voor verwarming
Het kost meer energie om water een graad te laten stijgen dan land (soortelijke warmte is hoger)
Bij verdamping gaat energie naar de dampkring. Bij land is verdamping minder.

Slide 26 - Slide

Gesteldheid oppervlakte

Slide 27 - Slide

Grote verschil atmosfeer Aarde en atmosfeer andere platen:
Atmosfeer Aarde bevat veel meer Stikstof en Zuurstof en veel minder Koolstofdoxide dan atmosferen van andere planeten.

Slide 28 - Slide

Kies de onjuiste bewering
A
De aarde zendt langgolvige straling uit.
B
wolken & broeikasgassen absorberen & kaatsen terug naar de aarde.
C
wolken & broeikassen vertragen terugstraling naar ruimte
D
dekeneffect : aarde is 16 graden warmen.

Slide 29 - Quiz

0-12 km
12 - 45 km
45 -85 km
85 - 200 km
Mesosfeer
Thermosfeer
Troposfeer
Stratosfeer

Slide 30 - Drag question

Dalende temperatuur (o,6 per 100m) Evenaar 9 km, polen 12km
Stijgende temperatuur veel O3 filter ultraviolette straling (o3 meer T hoger)
Dalende temperatuur & begin verbranding meteorieten
Stijgende temperatuur & 1 % vd gassen
Mesosfeer
Thermosfeer
Troposfeer
Stratosfeer

Slide 31 - Drag question

Benoem de kracht die ervoor zorgt dat gassen niet uit atmosfeer verdwijnen.

Slide 32 - Open question

Kies de juiste combinatie
A
Afstand aarde tot de zon 1500 miljoen km & T oppervlakte zon 600 graden
B
Afstand aarde tot de zon 600 miljoen km & T oppervlakte zon 1500 graden
C
Afstand aarde tot de zon 6000 miljoen km & T oppervlakte zon 150 graden
D
Afstand aarde tot de zon 150 miljoen km & T oppervlakte zon 6000 graden

Slide 33 - Quiz

Wat is de energiebalans

Slide 34 - Open question

Kies de onjuiste bewering
A
De zon zendt kortgolvige straling uit.
B
30 % zonnestraling wordt teruggekaatst
C
23 % zonnestraling wordt geabsorbeerd
D
57 % procent zonnestraling bereikt het aardoppervlak

Slide 35 - Quiz

Kies de factor die niet de stralingsbalans beïnvloedt.
A
Gesteldheid aardoppervlak
B
Albedo
C
Hoogteligging
D
Breedteligging

Slide 36 - Quiz

De breedteligging heeft twee effecten op de invloed van zonnestraling
A
Afstand door dampkring & tijdsduur
B
Tijdsduur & golflengte.
C
Afstand door dampkring & straling per oppervlakte eenheid
D
Straling per oppervlakte eenheid & golflengte.

Slide 37 - Quiz

kies het juiste antwoord.
A
land warmt sneller op & water koel sneller af
B
land koelt sneller af & water warmt sneller op
C
land koelt eerder af & warmt sneller op
D
water koelt eerder af & warmt sneller op

Slide 38 - Quiz

Welke is fout
A
Zonlicht kan dieper doordringen in water, meer energie nodig voor verwarming
B
Water in beweging, meer energie nodig voor verwarming
C
Het kost minder energie om water een graad te laten stijgen dan land (soortelijke warmte is lager)
D
Bij verdamping gaat energie naar de dampkring. Bij land is verdamping minder.

Slide 39 - Quiz

Kies juiste combinatie van gassen in de dampkring.
A
Waterdamp 78%, Stikstof 21%, zuurstof 0.03%, koolstoxdioxide <1%
B
Koolstofdioxide 78%, Waterdamp 21%, Stikstof 0.03%, Zuurstof <1%
C
Stikstof78%, Zuurstof 21%, Koolstofdioxide 0.03%, Waterdamp<1%
D
Zuurstof 78%, Koolstofdioxide 21%, Waterdamp 0.03%, Zuurstikstof <1%

Slide 40 - Quiz

Benoem het verschil van de atmosfeer van de aarde met atmosferen andere planeten.

Slide 41 - Open question

CO2
N2
H2O
O2
Waterdamp
Zuurstof
Koolstofdioxide
Stikstof

Slide 42 - Drag question

Slide 43 - Slide