H4 3 Februari 2021 paragraaf 1 H3

Nieuws van de dag
1 / 41
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nieuws van de dag

Slide 1 - Slide

Periode 3
Rest van Systeem aarde: H3 en H4
Eind van de periode SE: H1 t/m H4  Systeem aarde

Slide 2 - Slide

Vandaag
Paragraaf 1 H3
Leerdoelen:
Ik kan het verschil benoemen tussen weer en klimaat
Ik kan de samenstelling en de opbouw van de Atmosfeer benoemen
Ik kan uitleggen waarom er variaties zijn in de stralingsbalans.

Slide 3 - Slide

Verschil weer en klimaat
Klimaat: de gemiddelde toestand van het weer over een lange periode en voor een groot gebied.

Weer: de toestand van de dampkring op een bepaald moment en voor een klein gebied.

Slide 4 - Slide

Kies juiste combinatie van gassen in de dampkring.
A
Waterdamp 78%, Stikstof 21%, zuurstof 0.03%, koolstoxdioxide <1%
B
Koolstofdioxide 78%, Waterdamp 21%, Stikstof 0.03%, Zuurstof <1%
C
Stikstof78%, Zuurstof 21%, Koolstofdioxide 0.03%, Waterdamp<1%
D
Zuurstof 78%, Koolstofdioxide 21%, Waterdamp 0.03%, Zuurstikstof <1%

Slide 5 - Quiz

Benoem het verschil van de atmosfeer van de aarde met atmosferen andere planeten.

Slide 6 - Open question

Grote verschil atmosfeer Aarde en atmosfeer andere platen:
Atmosfeer Aarde bevat veel meer Stikstof en Zuurstof en veel minder Koolstofdoxide dan atmosferen van andere planeten.

Slide 7 - Slide

CO2
N2
H2O
O2
Waterdamp
Zuurstof
Koolstofdioxide
Stikstof

Slide 8 - Drag question

Chemische afkortingen
N2 = stikstof
O2 = Zuurstof
H2O = water (damp)
CO2 = Koolstofdioxide

Slide 9 - Slide

0-12 km
12 - 45 km
45 -85 km
85 - 200 km
Mesosfeer
Thermosfeer
Troposfeer
Stratosfeer

Slide 10 - Drag question

Dalende temperatuur (o,6 per 100m) Evenaar 9 km, polen 12km
Stijgende temperatuur veel O3 filter ultraviolette straling (o3 meer T hoger)
Dalende temperatuur & begin verbranding meteorieten
Stijgende temperatuur & 1 % vd gassen
Mesosfeer
Thermosfeer
Troposfeer
Stratosfeer

Slide 11 - Drag question

Slide 12 - Slide

Kenmerken sferen vd Atmosfeer
Thermosfeer: Stijgende temperatuur, 1 % atmosferische gassen

Mesosfeer: Dalende temperatuur,  begin verbranding meteorieten

Stratosfeer: Stijgende temperatuur, veel ozon (O3), als O3 toeneemt neemt T toe, filtering schadelijke ultraviolette straling zon

Troposfeer: Dalende temperatuur p, 100 m omhoog T 0,6 graden omlaag olen (afhankelijk luchtvochtigheid), 12 km & evenaar 9 km

Slide 13 - Slide

Benoem de kracht die ervoor zorgt dat gassen niet uit atmosfeer verdwijnen.

Slide 14 - Open question

Effect zwaartekracht (Fz)
  • Zorgt ervoor dat gassen niet in de atmosfeer verdwijnen
  • 80 % gassen in de onderste 10 km.
  •  

Slide 15 - Slide

Kies de juiste combinatie
A
Afstand aarde tot de zon 1500 miljoen km & T oppervlakte zon 600 graden
B
Afstand aarde tot de zon 600 miljoen km & T oppervlakte zon 1500 graden
C
Afstand aarde tot de zon 6000 miljoen km & T oppervlakte zon 150 graden
D
Afstand aarde tot de zon 150 miljoen km & T oppervlakte zon 6000 graden

Slide 16 - Quiz

Zon
  • Grote gasbol
  • temperatuur oppervlakte 6000 graden
  • 150 miljoen km vd aarde
  • klein deel energie naar aarde
  • belangrijkste energiebron aarde
  • motor weerverschijnselen

Slide 17 - Slide

Wat is de energiebalans

Slide 18 - Open question

energiebalans/ stralingsbalans
Evenwicht tussen de hoeveelheid straling die de aarde bereikt en de hoeveelheid die de atmosfeer weer verlaat.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Kies de onjuiste bewering
A
De aarde zendt langgolvige straling uit.
B
wolken & broeikasgassen absorberen & kaatsen terug naar de aarde.
C
wolken & broeikassen vertragen terugstraling naar ruimte
D
dekeneffect : aarde is 16 graden warmen.

Slide 21 - Quiz

Inkomende kortgolvige straling
  • 30 % teruggekaatst (20 % wolken, 4 % aardoppervlak, 6 % gasdeeltjes)
  •  23 % geabsorbeerd door gassen (h2o)
  • 47 % bereikt & geabsorbeerd aardoppervlak

Slide 22 - Slide

Kies de onjuiste bewering
A
De zon zendt kortgolvige straling uit.
B
30 % zonnestraling wordt teruggekaatst
C
23 % zonnestraling wordt geabsorbeerd
D
57 % procent zonnestraling bereikt het aardoppervlak

Slide 23 - Quiz

De 47 % geabsorbeerde straling wordt warmte &  teruggekaatst als langgolvige straling
  • wolken & broeikasgassen absorberen & kaatsen terug  naar de  aarde
  • vertragen terugstraling naar ruimte
  • dekeneffect: aarde hierdoor 31 graden warmer, anders gemiddelde T -16 graden!

Slide 24 - Slide

Variaties in stralingsbalans door:
  1. Breedteligging
  2. de albedo
  3. Gesteldheid van aardoppervlak

Slide 25 - Slide

Kies de factor die niet de stralingsbalans beïnvloedt.
A
Gesteldheid aardoppervlak
B
Albedo
C
Hoogteligging
D
Breedteligging

Slide 26 - Quiz

Breedteligging
Door bolling aarde, op lagere breedte meer loodrecht instraling: straling per m2 is groter & afstand door dampkring korter = minder energie verlies aan lucht.

Slide 27 - Slide

De breedteligging heeft twee effecten op de invloed van zonnestraling
A
Afstand door dampkring & tijdsduur
B
Tijdsduur & golflengte.
C
Afstand door dampkring & straling per oppervlakte eenheid
D
Straling per oppervlakte eenheid & golflengte.

Slide 28 - Quiz

invloed loodrechte / schuine stand &
afstond door dampkring

Slide 29 - Slide

Breedteligging
Tussen 35 graden NB & ZB ==> stralingsoverschot.
Daarbuiten een tekort.

Slide 30 - Slide

Verschil weerkaatsing van het zonlicht (albedo) per gebied. Hierdoor verschil in energie opname en dus opwarming van de lucht erboven.

Slide 31 - Slide

kies het juiste antwoord.
A
land warmt sneller op & water koel sneller af
B
land koelt sneller af & water warmt sneller op
C
land koelt eerder af & warmt sneller op
D
water koelt eerder af & warmt sneller op

Slide 32 - Quiz

Welke is fout
A
Zonlicht kan dieper doordringen in water, meer energie nodig voor verwarming
B
Water in beweging, meer energie nodig voor verwarming
C
Het kost minder energie om water een graad te laten stijgen dan land (soortelijke warmte is lager)
D
Bij verdamping gaat energie naar de dampkring. Bij land is verdamping minder.

Slide 33 - Quiz

Verschil land en zee: water wordt langzamer koud en warm dan land omdat:
Zonlicht kan dieper doordringen in water, meer energie nodig voor verwarming
Water in beweging, meer energie nodig voor verwarming
Het kost meer energie om water een graad te laten stijgen dan land (soortelijke warmte is hoger)
Bij verdamping gaat energie naar de dampkring. Bij land is verdamping minder.

Slide 34 - Slide

Gesteldheid oppervlakte

Slide 35 - Slide

Wat is het verschil tussen klimaat en weer ?

Slide 36 - Open question

Verschil weer en klimaat
Klimaat: de gemiddelde toestand van het weer over een lange periode en voor een groot gebied.

Weer: de toestand van de dampkring op een bepaald moment en voor een klein gebied.

Slide 37 - Slide

Benoem de samenstelling en opbouw van de atmosfeer.

Slide 38 - Open question

opbouw & samenstelling amtosfeer
Samenstelling : 78 % N2, 21 % O2, 0,03 % CO2 & waterdamp.

Van onder naar boven: troposfeer 0-12 km, stratosfeer 12-45 km, mesosfeer 45 - 85 km, thermosfeer 85-200 km

Slide 39 - Slide

Leg waarom er variaties zijn in de Energie balans

Slide 40 - Open question

Variaties in stralingsbalans door:
  1. Breedteligging
  2. de albedo
  3. Gesteldheid van aardoppervlak

Slide 41 - Slide