Les 9

Mevrouw de Cuba
1 / 43
next
Slide 1: Slide
SpaansBasisschoolMiddelbare schoolhavoGroep 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Mevrouw de Cuba

Slide 1 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
Hoy es miércoles
  • Bienvenida - 5 min
  • Repaso - 15 min
  • SER - 15 min
  • Oefentoets - 20 min
  • Leren - 15 min
  • Blooket - 10 min

Doel:  Aan het eind van deze les: 
  • weet ik wat ik moet leren voor de toets
  • ken ik ser 
  • heb ik kunnen oefenen met de oefentoets

Slide 2 - Slide

¿Cómo te sientes?

Ik voel me = Me siento........

Triste              Mas o menos                   Contento                 Bravo                         

Slide 3 - Slide

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Hoy es _______, ____________ de__________

Slide 4 - Slide

Proefwerk
Week 46 Hoofdstuk 1

volgende week

Slide 5 - Slide

Proefwerk!
Thema 1. Presentarse

1. Jezelf kunnen voorstellen (schriftelijk)
Me llamo...
Tengo....años
Soy...Vivo en...
Me gusta, etc. Zoals je geoefend hebt in het boekje blz. 25

2. woordenschat Thema 1 presentarse weten om te kunnen schrijven en toepassen blz.79,80 en81. En zinnetjes van blz. 11.

3. Dialoog zoals blz 15

4.Persoonlijk voornaamwoorden weten in het Spaans blz.18
5. Het werkwoord ser kennen en kunnen toepassen blz.21+22
























Slide 6 - Slide

RepasoHerhaling
.

Slide 7 - Slide

Hoe heet Spanje in het Spaans?
A
Espanje
B
Spania
C
España
D
Hispania

Slide 8 - Quiz

In hoeveel landen wordt er Spaans gesproken?
A
15
B
5
C
12
D
22

Slide 9 - Quiz

timer
2:00
Me llamo...
Tengo ... años
Soy de ...
Vivo en ... 
Nombre (naam)
Edad
(leeftijd)
Nacionalidad (afkomst)
Dirección
(adres)

Slide 10 - Drag question

¿Qué tal?

Slide 11 - Open question

Beantwoord in het Spaans
¿Eres español/española?

Slide 12 - Open question

Welke vraag hoort bij:
No, no hablo holandés.
A
¿Hablas español?
B
¿Hablas holandés?
C
¿Hablas inglés?

Slide 13 - Quiz

Welke vertaling hoort bij welk persoonlijk voornaamwoord?
nosotros
yo
él, ella, ud.
vosotros
ellos, ellas, uds.
jullie
ik
wij
jij
zij/u mv
hij/zij/u

Slide 14 - Drag question

Luisa y yo
A
yo
B
ellas
C
nosotros
D
ella

Slide 15 - Quiz

Diego y Dora
A
vosotros
B
ellos
C
nosotros
D
ella

Slide 16 - Quiz

Diego y tú
A
vosotros
B
C
nosotros
D
ellos

Slide 17 - Quiz

¿Qué número es?
Welk getal is dit?
Diez
A
8
B
12
C
4
D
10

Slide 18 - Quiz

¿Qué número es?
Welk getal is dit?
Catorce
A
4
B
16
C
14
D
17

Slide 19 - Quiz

¿Qué número es?
Welk getal is dit?
Ocho
A
8
B
3
C
13
D
19

Slide 20 - Quiz

¡Números!

36
A
treinta y seis
B
sesenta y tres
C
trescientos seis
D
seiscientos tres

Slide 21 - Quiz

¡Números!

23
A
Veinte y tres
B
Veintitres
C
Veinte y cinco
D
Veinticinco

Slide 22 - Quiz

Ik begrijp het niet.
Hoe zeg je in het Spaans?
Kan ik naar het toilet?
Wat betekent?
Een blad a.u.b
No lo entiendo.
Una hoja por favor
¿Puedo ir al baño?
¿Cómo se dice en español?
¿Qué significa?

Slide 23 - Drag question

Portátiles cerrados

Slide 24 - Slide

Het werkwoord SER
Wat betekent ser ?
Hoe vervoeg je ser ?
Wanneer/hoe kun je ser gebruiken?

Slide 25 - Slide

Ser
- Ser = zijn: kenmerken, beroepen, identiteit, nationaliteit...
- Ser de = komen uit

Slide 26 - Slide

Ser
     Ser = zijn    Onregelmatige werkwoord                   



ik ben
Jij bent
hij/zij/ het is/ u bent
Wij zijn
Jullie zijn
Zij zijn
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
Soy
Eres
Es
Somos
Sois
Son
Spaans= geen persoonlijke voornaamwoord. staat al in de vervoeging!

Slide 27 - Slide

Ser
Hoe ging deze vervoeging ook alweer?
het onderwerp van de zin
ser zijn
yo (ik)
tú (jij)
él/ella (hij/zij)

Slide 28 - Slide

yo
él, ella, usted
 nosotros
vosotros
ellos, ustedes
soy
 eres
 es
 somos
sois
son

Slide 29 - Drag question

(Yo) _____ francesa
A
eres
B
es
C
soy
D
sos

Slide 30 - Quiz

Mi madre ____ graciosa
A
soy
B
es
C
somos
D
son

Slide 31 - Quiz

Mi hermano ______ inteligente
A
es
B
soy
C
eres
D
son

Slide 32 - Quiz

Mis amigos John y Lewis
_____ italianos
A
soy
B
sois
C
eres
D
son

Slide 33 - Quiz

Chicos, ¿vosotros ____ españoles?
A
son
B
somos
C
sois
D
eres

Slide 34 - Quiz

¡Hola! yo __________ Francis. 
Juan vive en España.
Él ___________ español. 
Ana y Carlos _______________ amigos. 
¿De dónde ___________ tú?
Nosotros _____ de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos

Slide 35 - Drag question

Ser
wat/wie
Soy Maria / Mi padre es profesor
hoe/karakter (permanente eigenschappen)
Juan ES inteligente y alto

Slide 36 - Slide

Hacer: blz 22 opdracht van ser
Blz 23 opdracht 11a en 11b
timer
15:00

Slide 37 - Slide

Nakijken opdr 10
  1. Nosotros somos de Holanda.
  2. ¿Quién es usted?
  3. Los estudiantes son inteligentes.
  4. Juan es generoso.
  5. Tú eres simpático.
  6. Yo soy médico.
  7. Vosotros sois estudiantes.
  8. Paco y José son españoles.
  9. El coche es mío.
  10. Las sandalias son de Ricardo.

Slide 38 - Slide

11a
1. eres
2. soy
3. es
4. es
5. somos

11b. 
1. sois
2. somos
3. son
4. eres
5. sois

Slide 39 - Slide

Oefentoets 
klaar? Ga leren
timer
20:00

Slide 40 - Slide

Estudiar = Leren
Thema 1. Presentarse

1. Jezelf kunnen voorstellen (schriftelijk)
Me llamo...
Tengo....años
Soy...Vivo en...
Me gusta, etc. Zoals je geoefend hebt in het boekje blz. 25

2. woordenschat Thema 1 presentarse weten om te kunnen schrijven en toepassen blz.79,80 en81. En zinnetjes van blz. 11.

3. Dialoog zoals blz 15

4.Persoonlijk voornaamwoorden weten in het Spaans blz.18
5. Het werkwoord ser kennen en kunnen toepassen blz.21+22
























Slide 41 - Slide

Blooket

Slide 42 - Slide

FIN DE LA CLASE

Slide 43 - Slide