1HV test CH5

Welk woord hoort er niet bij?
A
les parents
B
une cousine
C
mon ami
D
le portable
1 / 21
next
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welk woord hoort er niet bij?
A
les parents
B
une cousine
C
mon ami
D
le portable

Slide 1 - Quiz

chanter
qui
nul
niet leuk
zingen
wie
waar

Slide 2 - Drag question

Wat is een goed antwoord op de vraag: "C'est qui?"
A
C'est mon chien.
B
C'est en octobre.
C
C'est mon frère.
D
C'est la piscine.

Slide 3 - Quiz

Welke maand hoort op de stippellijn:
juin - juillet - ......... - septembre

Slide 4 - Open question

Wat betekent "le matin"
A
vorig jaar
B
de ochtend
C
de middag
D
de avond

Slide 5 - Quiz

Maak een Franse zin (minimaal 4 woorden) met het woord "bavarder".
Je mag het werkwoord vervoegen, het hoeft niet.

Slide 6 - Open question

Geef in het Frans antwoord op de vraag: "Ta mère est comment?"

Slide 7 - Open question

Welke zin is een beetje raar?
A
J'ai les yeux blancs.
B
Je porte des lunettes.
C
J'ai les cheveux roux.
D
Mes lunettes sont noires.

Slide 8 - Quiz

Wat is geen kleur?
A
vert
B
marron
C
jaune
D
cher

Slide 9 - Quiz

Wat is geen dier?
A
un chat
B
un cousin
C
un hamster
D
un lapin

Slide 10 - Quiz

Welk woord gebruik je niet om iemand te beschrijven?
A
timide
B
sympa
C
souvent
D
grand

Slide 11 - Quiz

Geef in het Frans antwoord op de vraag "Il est grand?". Begin je antwoord met: Non, ...

Slide 12 - Open question

tu
nous
ils
avons
as
ont

Slide 13 - Drag question

Vertaal in het Frans:
"Ik heb gedanst."

Slide 14 - Open question

Vertaal in het Frans:
"Zij heeft gekeken."

Slide 15 - Open question

Vertaal in het Frans:
"U heeft gespeeld."

Slide 16 - Open question

In welke vorm staat dit bijvoeglijk naamwoord ?
grandes
A
mannelijk enkelvoud
B
mannelijk meervoud
C
vrouwelijk enkelvoud
D
vrouwelijk meervoud

Slide 17 - Quiz

Welke zin is niet goed?
Let op het bijvoeglijk naamwoord.
A
Il est petit.
B
Elle est petits.
C
Marie est petite.
D
Ils sont petits.

Slide 18 - Quiz

Wat is de vrouwelijke vorm
van "beau" ?

Slide 19 - Open question

Wat betekent "vieille" ?
A
mooi
B
nieuw
C
oud
D
verlegen

Slide 20 - Quiz

Geef in het Frans antwoord op de vraag:
"C'est quand ton anniversaire?"

Slide 21 - Open question