2.4 Pausen en koningen B

Tijd van Monniken en Ridders
2.4 Pausen en koningen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Tijd van Monniken en Ridders
2.4 Pausen en koningen

Slide 1 - Slide

Terugblik




Welk onbedoeld gevolg had het Concordaat van Worms voor de eenheid in het Duitse Rijk? Leg je antwoord uit.













Slide 2 - Slide

Terugblik
Het onbedoelde gevolg van het Concordaat van Worms was dat het Duitse Rijk verbrokkeld bleef in tal van kleine en grotere staten. 
Dat kwam doordat na het concordaat nieuwe bisschoppen werden benoemd door de hoogste geestelijkheid. Dit waren edelen die niet heel erg trouw waren aan de keizer. 
Daardoor raakte zijn positie verzwakt en kon hij het Duitse Rijk niet goed tot een eenheid smeden. 

Slide 3 - Slide

Terugblik
Tweezwaardenleer
  • Vroege middeleeuwen 
    tweezwaardenleer:
    - wereldlijke macht (orde in de wereld bewaren)
    - geestelijke macht (over geloofszaken).
    Beide partijen steunden elkaar. 

Slide 4 - Slide

Terugblik
Donatio Constantini
  • ca. 300: Constantijn zou de Donatio hebben geschreven.
  • 8e eeuw: vervalsing mogelijk opgesteld.
  • 1054: de paus citeert de Donatio voor het eerst letterlijk
  • 15e eeuw: sommigen vermoeden dat het gaat om een vervalsing, maar de pausen gebruiken de Donatio nog.
  • 16e eeuw: de paus erkent de vervalsing

Donatio Constantini: fresco waarop keizer Constantijn (links) een tiara (kroon) overhandigt aan paus Silvester I

Slide 5 - Slide

Terugblik
Dictatus papae
  • 1075, Paus Gregorius VII:
- De paus staat als vertegenwoordiger van Christus boven de wereldlijke heersers.
- De Paus mag koningen benoemen en afzetten
- Leken mogen zich niet met de Kerk bemoeien.
- Alleen de paus mag voortaan bisschoppen benoemen (Dictatus Papae)
- Bisschoppen mogen niet meer de investituur (tekenen van gezag) ontvangen van de koning/keizer.

Slide 6 - Slide

Terugblik
Strijd vorsten en pausen
  • Vanaf 1000 raakten vorsten en pausen steeds meer verwikkeld in een machtsstrijd.
  • Vanuit de kerk kwam steeds meer kritiek op de benoeming van geestelijken door niet-geestelijken.
  • Tijdens zo'n benoeming werd de ring en staf (symbolen voor geestelijke en wereldlijke macht) overhandigd (investituur)
  • Duitse keizers benoemden eeuwenlang bisschoppen in hun eigen gebied en kozen daarbij personen als leenmannen die hem gunstig gezind waren. Dus geen erfopvolging!

Slide 7 - Slide

Terugblik
Investituurstrijd
  • Strijd tussen keizer Hendrik IV (Duitse rijk) en paus Gregorius VII. De paus deed Hendrik in de ban, nadat deze bisschoppen bleef benoemen en verbood gelovigen en leenmannen om de keizer te gehoorzamen.
  • Gang naar Canossa (1077): Hendrik stak de Alpen over naar Canossa waar de paus hem 3 dagen in de kou liet wachten voordat hij hem genade schonk.
  • In 1083 trok Hendrik met een leger naar Rome en zette de paus af. Vervolgens installeerde hij een nieuwe paus: Clemens III, die Hendrik als keizer kroonde. 

Slide 8 - Slide

Er volgde een lange strijd tussen verschillende pausen en keizers waarbij voortdurend tegenpausen en tegenkeizers werden benoemd!

Slide 9 - Slide

Terugblik
Uitkomst?
  • 1122: Concordaat van Worms:
    - De keizer had niets meer over de benoeming van bisschoppen te zeggen. Hij mocht ze wel achteraf aanstellen als leenman.
    - Hierdoor werd de macht van de keizer beperkt en de eenheid van het Duitse Rijk verbrokkelde. 

Slide 10 - Slide

Lesdoelen
Na het bestuderen van de paragraaf kun je:
  • uitleggen dat het feodale stelsel de macht van de koning verzwakte en dat de opkomst van steden de positie van koningen versterkte
  • verklaren waarom centralisatie en staatsvorming in Frankrijk en Engeland redelijk succesvol waren.

Slide 11 - Slide

Feodalisme
  • Vroege middeleeuwen
  •  Problemen:
    - Reizen is lastig
    - Leen werd erfelijk
    - Trouw nam af, door financiele onafhankelijkheid leenmannen

Slide 12 - Slide

Centraliseren
  • Vanaf de 11e eeuw
  • Streven van vorsten om vanuit één punt een aaneengesloten gebied te regeren. 
  • Een vorst heeft geld nodig voor:
    1. Leger
    2. Ambtenaren
  • Hij kreeg vaak geld door stadsrechten te verkopen aan steden. 
  • Hierdoor ontstond er staatsvorming. 

Slide 13 - Slide

Uniformering

Vorsten willen overal:
- Zelfde wetten
- Zelfde belastingen
- Zelfde geloof
- Zelfde taal
Particularisme 

Steden willen:
- Privileges behouden
- Zelfstandigheid behouden

Slide 14 - Slide

Staatsvorming 
Frankrijk
  • Engeland had al voor de Honderdjarige Oorlog grote gebieden in Frankrijk. 
  • De eerste "moderne" koning van Engeland was eigenlijk hertog van Normandië, een Franse provincie. 
  • De Engelse koning was ook familie van een Frans koningshuis, het Huis Capet. Toen de laatste koning van dat huis in 1328 stierf, claimde de Engelse koning Eduard III de Franse troon, maar een andere edelman, Filips VI van het Huis Valois deed dat ook. Er ontstonden spanningen, en in 1337 begon de oorlog.
  • Dit is eigenlijk een reeks conflicten tussen Engeland en Frankrijk. 

Slide 15 - Slide

Staatsvorming 
Frankrijk
  • Franse koning werd machtig: hij had veel soldaten en ambtenaren in dienst. 
  • Hij voerde vanuit Parijs belastingen en wetten door in het gehele land. 
  • Hij was dus niet meer afhankelijk van zijn leenmannen voor leger en controle! 

Slide 16 - Slide

Staatsvorming
Engeland
  • 1066: de Normandische koning Willem de Veroveraar stak het kanaal over en veroverde Engeland.
  • Grote delen werden in leen gegeven aan Franse en Engelse edelen waar hij wel controle over hield (staatsvorming via feodalisme).
  • Toch verliep de centralisatie niet erg soepel. Leenmannen kwamen in opstand door de vele oorlogen en daaropvolgende belastingen die de koning (Jan zonder Land / John Lackland) hief.

Slide 17 - Slide

Staatsvorming
Engeland
  • Uiteindelijk tekende hij de Magna Carta.
    - Geen belastingen heffen zonder toestemming parlement.
    - Rechten van de steden respecteren.


Slide 18 - Slide

Parlementen
  • Ondanks de centralisatie en staatsvorming bleven er dus wel grenzen bestaan aan de macht van koningen. Dat bleek vooral als koningen geld nodig hadden.
  • Koningen moesten dan  overleggen met parlementen, die in heel Europa ontstonden.
  • In sommige landen werd de hoogste vergadering, met vertegenwoordigers van alle standen, aangeduid als Staten-Generaal.
De Staten-Generaal in Frankrijk

Slide 19 - Slide

Huiswerk


Maak paragraaf 2.4 helemaal.
timer
1:00

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video