4.3 lezen BKTH

4.3 lezen
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

4.3 lezen

Slide 1 - Slide

leerdoelen
  • tekstdoelen herkennen
  • instructie herkennen
  • tekstverband tijdsvolgorde herkennen
  • verwijswoorden/ verwijzingen leren aanwijzen

Slide 2 - Slide

Korte herhaling vorig hoofdstuk
tekstopbouw
kernzin
tekstverbanden

Slide 3 - Slide

Waar kijk je naar om te weten of de tekst een twee- of een driedeling heeft?

Slide 4 - Open question

Welke twee tekstverbanden ken je al?

Slide 5 - Open question

Hoofdstuk 4
tekstdoelen
tekstverband van tijdsvolgorde
verwijswoorden

Slide 6 - Slide

Tekstdoelen
Het tekstdoel is de doel van de schrijver met zijn tekst. 


tekstdoel
de schrijver wil
voorbeelden
informeren
de lezer informatie geven
nieuwsbericht
tekst uit schoolboek
amuseren
de lezer vermaken
leesboek, stripverhaal

Slide 7 - Slide

tekstdoelen
Informeren
- Je krijgt informatie over iets uit de werkelijkheid;
- Je leest de tekst om iets te weten te komen.

Amuseren
- De tekst gaat over verzonnen gebeurtenissen.
- Je leest de tekst om te ontspannen

Slide 8 - Slide

tekstdoelen
Tekstdoelen zijn altijd op -en: informeren, amuseren

Soms heeft een schrijver méér doelen in zijn tekst. Eén doel is altijd het belangrijkste --> schrijf dat doel op. 


Slide 9 - Slide

Welke woorden horen bij het tekstdoel INFORMEREN
A
feiten en spannend
B
verzonnen en spannend
C
feiten en controleerbaar
D
verzonnen en controleerbaar

Slide 10 - Quiz

amuseren
Informeren

Slide 11 - Drag question

Wat is een instructie?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Maken
Opdracht 3, 4, 6 en 6
(blz. 19 e.v.)

Slide 14 - Slide

Herhaling: welke twee tekstdoelen ken je?

Slide 15 - Open question

Herhaling: kan een tekst meerdere doelen hebben?
A
nee
B
ja
C
ja, maar 1 is altijd het belangrijkste

Slide 16 - Quiz

Tekstdoelen

Slide 17 - Slide

Tekstverbanden

Slide 18 - Slide

Tekstverband tijdsvolgorde
tekstverband
signaalwoorden
tijdsvolgorde geeft de volgorde aan waarin gebeurtenissen plaatsvinden. 
eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte
Voorbeeld: 
Voordat ik opsta, kijk ik altijd even op mijn telefoon. Daarna knuffel ik met mijn kat. Ten slotte stap ik op de fiets richting school. 

Slide 19 - Slide

Welk nieuw tekstverband heb je geleerd? Tekstverband.....

Slide 20 - Open question

Signaalwoorden voor tijdsvolgorde:
A
eerst, daarna, nadat
B
toen, maar, omdat
C
bijvoorbeeld, zo, zoals

Slide 21 - Quiz

Voordat Pien de deur uit gaat, geeft ze haar konijn eten. Daarna fietst ze naar school.
Welke signaalwoorden staan er in deze zinnen, denk je?

Slide 22 - Open question

verwijswoorden
Vervangende woorden om variatie in een tekst te krijgen.

Verwijzen meestal naar iets wat eerder in de tekst is genoemd.

Stel een wie/wat/waar of welke vraag!

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Waarnaar verwijst 'hij'? Mijn oom Rob is al erg oud. Hij wordt dit jaar 98.
A
mijn oom
B
mijn oom Rob
C
erg oud
D
dit jaar

Slide 25 - Quiz

Waarnaar verwijst 'daar'? Ik ben het laatst in de kantine geweest. Ligt mijn schrift soms daar?
A
laatst
B
mijn schrift
C
soms
D
in de kantine

Slide 26 - Quiz

Geef aan of je de uitleg duidelijk vond!
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Maken
opdracht 10, 11, 13 (blz. 22)

Slide 28 - Slide

Herhaling: welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden 'terwijl', 'zodra' en 'daarna'?
A
opsommend
B
tegenstellend
C
tijdsvolgorde

Slide 29 - Quiz

Verwijswoorden zijn handig, want ze voorkomen dat je steeds dezelfde woorden moet gebruiken.
Waarnaar verwijst ze?

Slide 30 - Open question

Herhaling: Noem de twee tekstdoelen die je kent.

Slide 31 - Open question

En dan nu zelf oefenen!
Opdracht 16, 17, 18, 19, 20 (blz. 25/26/27)


Slide 32 - Slide