4.3 lezen BKTH

4.3 lezen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

4.3 lezen

Slide 1 - Slide

leerdoelen
  • tekstdoelen herkennen
  • instructie herkennen
  • tekstverband tijdsvolgorde herkennen
  • verwijswoorden/ verwijzingen leren aanwijzen

Slide 2 - Slide

Korte herhaling vorig hoofdstuk
tekstopbouw
kernzin
hoofdgedachte
tekstverbanden

Slide 3 - Slide

Waar kijk je naar om te weten of de tekst een twee- of een driedeling heeft?

Slide 4 - Open question

opbouw van alinea's
Kernzin (= hoofdmededeling )
Uitwerking van de kernzin ( = uitleg/ toelichting )

Plaats kernzin in de alinea:
Eerste zin --> komt het vaakst voor
Laatste zin
(Tweede zin)


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Welke twee tekstverbanden ken je al?

Slide 7 - Open question

bovendien en daarnaast zijn signaalwoorden van het .... tekstverband.
A
opsommend
B
tegenstellend

Slide 8 - Quiz

Hoofdstuk 4
tekstdoelen
tekstverband van tijdsvolgorde
verwijswoorden

Slide 9 - Slide

Tekstdoelen
Het tekstdoel is de doel van de schrijver met zijn tekst. 


tekstdoel
de schrijver wil
voorbeelden
informeren
de lezer informatie geven
nieuwsbericht
tekst uit schoolboek
amuseren
de lezer vermaken
leesboek, stripverhaal

Slide 10 - Slide

tekstdoelen
Informeren
- Je krijgt informatie over iets uit de werkelijkheid;
- Je leest de tekst om iets te weten te komen.

Amuseren
- De tekst gaat over verzonnen gebeurtenissen.
- Je leest de tekst om te ontspannen

Slide 11 - Slide

tekstdoelen
Tekstdoelen zijn altijd op -en: informeren, amuseren

Soms heeft een schrijver méér doelen in zijn tekst. Eén doel is altijd het belangrijkste --> schrijf dat doel op. 


Slide 12 - Slide

amuseren
Informeren

Slide 13 - Drag question

Samen oefenen
Opdracht 4 op blz. 19

Slide 14 - Slide

Herhaling 
- Tekstdoelen

Slide 15 - Slide

Welke twee tekstdoelen ken je?

Slide 16 - Open question

Tekstverbanden

Slide 17 - Slide

Tekstverband tijdsvolgorde
tekstverband
signaalwoorden
tijdsvolgorde geeft de volgorde aan waarin gebeurtenissen plaatsvinden. 
eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte
Voorbeeld: 
Voordat ik opsta, kijk ik altijd even op mijn telefoon. Daarna knuffel ik met mijn kat. Ten slotte stap ik op de fiets richting school. 

Slide 18 - Slide

Welk nieuw tekstverband heb je geleerd? Tekstverband.....

Slide 19 - Open question

Welk signaalwoord hoort NIET bij het tekstverband tijdsvolgorde?
A
terwijl
B
nadat
C
zodra
D
echter

Slide 20 - Quiz

verwijswoorden
Vervangende woorden om variatie in een tekst te krijgen.

Verwijzen meestal naar iets wat eerder in de tekst is genoemd.

Stel een wie/wat/waar of welke vraag!

Slide 21 - Slide

Waarnaar verwijst 'hij'? Mijn oom Rob is al erg oud. Hij wordt dit jaar 98.
A
mijn oom
B
mijn oom Rob
C
erg oud
D
dit jaar

Slide 22 - Quiz

Waarnaar verwijst 'daar'? Ik ben het laatst in de kantine geweest. Ligt mijn schrift soms daar?
A
laatst
B
mijn schrift
C
soms
D
in de kantine

Slide 23 - Quiz

Geef aan of je de uitleg duidelijk vond!
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

En dan nu zelf oefenen!

Slide 25 - Slide