H6 Je groene omgeving - paragraaf 6.1 Naast de deur
6.1 Naast de deur
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
6.1 Naast de deur
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
- de vier groepen organismen opnoemen
- een plant determineren
-uitleggen wat een biotoop is
- voorbeelden geven van abiotische en biotische invloeden op organismen.
Slide 2 - Slide
Vertel de leerlingen wat ze zullen leren in deze les.
Wat weet je al over de indeling van organismen?
Slide 3 - Mind map
This item has no instructions
Indeling van organismen
Dieren, planten, schimmels en bacteriën zijn de vier groepen waarin organismen worden ingedeeld.
Slide 4 - Slide
Gebruik afbeeldingen om de verschillende groepen organismen te laten zien en vraag de leerlingen om enkele kenmerken van elke groep te noemen.
Determineren
Determineren is het op naam brengen van een organisme. Dit kan worden gedaan met behulp van een determinatietabel en door te kijken naar specifieke kenmerken van het organisme.
Over die kenmerken beantwoord je dan vragen in de determinatietabel. Zo kom je uiteindelijk bij de juiste naam uit.
Slide 5 - Slide
Laat de leerlingen zien hoe ze een determinatietabel kunnen gebruiken om een plant op naam te brengen. Geef enkele voorbeelden van veelvoorkomende planten in de omgeving van de school.
Biotoop
Elke soort heeft een eigen leefomgeving, ook wel biotoop genoemd. Elk organisme leeft op een plek waar de omstandigheden om te overleven precies goed zijn
Slide 6 - Slide
Laat de leerlingen de verschillende biotopen zien waarin de verschillende groepen organismen leven. Geef enkele voorbeelden van organismen en hun biotoop.
Abiotische invloeden
Abiotische invloeden zijn niet-levende factoren in de omgeving van een organisme, zoals temperatuur, licht, water en bodemsamenstelling. Deze factoren kunnen een grote invloed hebben op de overleving van een organisme.
Slide 7 - Slide
Geef enkele voorbeelden van abiotische invloeden en hoe ze van invloed zijn op organismen. Bespreek hoe organismen zich kunnen aanpassen aan verschillende abiotische omstandigheden.
Biotische invloeden
Biotische invloeden zijn levende factoren in de omgeving van een organisme, zoals roofvijanden, competitie, beschikbaarheid van voedsel en schuilplaatsen. Deze factoren kunnen ook een grote invloed hebben op de overleving van een organisme.
Slide 8 - Slide
Geef enkele voorbeelden van biotische invloeden en hoe ze van invloed zijn op organismen. Bespreek hoe organismen zich kunnen aanpassen aan verschillende biotische omstandigheden.
Wat zijn biotische invloeden?
A
Factoren die een organisme beïnvloeden na de dood
B
Niet-levende factoren in de omgeving van een organisme
C
Factoren die alleen invloed hebben op planten
D
Levende factoren in de omgeving van een organisme
Slide 9 - Quiz
This item has no instructions
Wat zijn abiotische invloeden?
A
Niet-levende factoren in de omgeving van een organisme
B
Factoren die een organisme beïnvloeden na de dood
C
Factoren die alleen invloed hebben op planten
D
Levende factoren in de omgeving van een organisme
Slide 10 - Quiz
This item has no instructions
Wat is een biotoop?
A
De soort van een organisme
B
De naam van een organisme
C
De leefomgeving van een organisme
D
De grootte van een organisme
Slide 11 - Quiz
This item has no instructions
Wat is determineren?
A
Op naam brengen van een organisme
B
Bestuderen van de leefomgeving van een organisme
C
Observeren van een organisme
D
Verzamelen van een organisme
Slide 12 - Quiz
This item has no instructions
Hoeveel groepen worden er gebruikt om organismen in te delen?
A
Vijf
B
Zes
C
Drie
D
Vier
Slide 13 - Quiz
This item has no instructions
Samenvatting
Organismen worden ingedeeld in vier groepen: dieren, planten, schimmels en bacteriën.
Determineren is het op naam brengen van een organisme. Elke soort heeft een eigen biotoop en wordt beïnvloed door abiotische en biotische factoren.
Slide 14 - Slide
Vat de belangrijkste punten van de les samen en vraag de leerlingen of ze nog vragen hebben.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 15 - Open question
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 16 - Open question
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 17 - Open question
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.