Je kunt de luchtdruk meten. Welk meetinstrument gebruik je daarvoor?
A
Barometer
B
Manometer
C
Thermometer
D
Thermograaf
1 / 35
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3
This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Je kunt de luchtdruk meten. Welk meetinstrument gebruik je daarvoor?
A
Barometer
B
Manometer
C
Thermometer
D
Thermograaf
Slide 1 - Quiz
Je leest de temperatuur af door naar het vloeistofniveau in de stijgbuis van de thermometer te kijken. Wat gebeurt er als de temperatuur daalt?
A
Dan krimpt de vloeistof in de thermometer en stijgt het vloeistofniveau in de stijgbuis.
B
Dan krimpt de vloeistof in de thermometer en daalt het vloeistofniveau in de stijgbuis.
C
Dan zet de vloeistof in de thermometer uit en stijgt het vloeistofniveau in de stijgbuis.
D
Dan zet de vloeistof in de thermometer uit en daalt het vloeistofniveau in de stijgbuis.
Slide 2 - Quiz
Een vloeistofthermometer heeft een reservoir en een stijgbuis. De vloeistof in een thermometer stijgt meer als:
A
het reservoir groter en de stijgbuis wijder is.
B
het reservoir groter en de stijgbuis nauwer is.
C
het reservoir kleiner en de stijgbuis wijder is.
D
het reservoir kleiner en de stijgbuis nauwer is.
Slide 3 - Quiz
In sommige nachten kan rijp ontstaan. Welke combinatie van factoren is daarvoor nodig?
A
Koud oppervlak
temperatuur boven vriespunt
B
warm oppervlak
temperatuur boven vriespunt
C
Koud oppervlak
temperatuur onder vriespunt
D
warm oppervlak
temperatuur onder vriespunt
Slide 4 - Quiz
Lucht kan waterdamp en waterdruppeltjes bevatten. Wat gebeurt er als de temperatuur onder het dauwpunt van de lucht komt?
A
Waterdamp gaat dan condenseren.
B
Waterdamp gaat dan rijpen.
C
Waterdruppeltjes gaan dan bevriezen.
D
Waterdruppeltjes gaan dan verdampen.
Slide 5 - Quiz
Welke bewering is waar? Een elektrisch geladen voorwerp:
A
stoot ongeladen voorwerpen af
B
stoot gelijk geladen voorwerpen af
C
raakt zijn lading nooit kwijt
D
ontlaadt het snelst in droge lucht
Slide 6 - Quiz
In welke regel staan drie broeikasgassen?
A
koolstofdioxide, methaan, stikstof
B
koolstofdioxide, methaan, waterdamp
C
methaan, waterdamp, zuurstof
D
stikstof, waterdamp, zuurstof
Slide 7 - Quiz
Een blikseminslag kan grote schade veroorzaken. Vandaar dat veel gebouwen worden beschermd met een bliksemafleider. Welke bewering over bliksemafleiders is waar?
A
Bliksemafleiders worden van rubber gemaakt.
B
Bliksemafleiders geleiden elektriciteit goed.
C
Bliksemafleiders zijn isolatoren.
D
Bliksemafleiders zijn verbonden met het elektriciteitsnet.
Slide 8 - Quiz
Welke bewering over het natuurlijk broeikaseffect is waar?
A
Broeikasgassen absorberen de warmtestraling van de aarde.
B
Broeikasgassen absorberen de warmtestraling van de zon.
C
Broeikasgassen weerkaatsen de warmtestraling van de aarde.
D
Broeikasgassen weerkaatsen de warmtestraling van de zon.
Slide 9 - Quiz
Lukas stopt een chocolade zoen onder een glazen stolp en pompt de lucht weg uit de stolp. De zoen zet enorm uit. Dit komt doordat de luchtdruk in de zoen .... is dan/als daarbuiten.
A
groter
B
kleiner
C
even groot
Slide 10 - Quiz
In een laboratorium doen ze onderzoek naar vaccins tegen besmettelijke ziekten. Een virus waar ze onderzoek naar doen is Covid-20. Dit virus mag absoluut niet buiten het laboratorium terecht komen. Zullen ze in dit laboratorium met een onderdruk of een overdruk werken?
A
Onderdruk
B
Overdruk
Slide 11 - Quiz
Bekijk de kaart. In Nederland is het weer op dit moment:
A
Onbewolkt
B
Bewolkt
C
Regenachtig
D
Stormachtig
Slide 12 - Quiz
Wat is de luchtdruk in punt A
A
1025
B
1030
C
tussen 1025 en 1030
D
Kun je niet zeggen
Slide 13 - Quiz
Hoe ontstaat onweer en waarom er altijd een lichtflits ziet en een donder hoort.
A
Onweer ontstaat doordat in de wolk warme lucht snel opstijgt en koude lucht met hagel en regen naar beneden vallen. IJskristallen en waterdruppels bewegen langs elkaar waardoor ze elektrisch geladen worden. Hierdoor wordt
B
Onweer ontstaat doordat in de wolk koude lucht snel opstijgt en warme lucht met hagel en regen naar beneden vallen. IJskristallen en waterdruppels bewegen langs elkaar waardoor ze elektrisch geladen worden. Hierdoor wordt de wolk elektrisch geladen.
C
Slide 14 - Quiz
Wat is de natuurkundige naam om een schaalverdeling op een thermometer te plaatsen?
Slide 15 - Open question
Bij het ijken van een thermometer wordt de thermometer in koken water geplaatst. Welke temperatuur moeten we hier invullen in graden Celcius? (geen eenheid invullen!)
Slide 16 - Open question
Er is voor het ijken naast het kookpunt nog een tweede punt nodig. Wat is de naam van dit punt?
Slide 17 - Open question
In het dagelijks leven geven wij de temperatuur aan in graden Celsius. Natuurkundigen doen dat in kelvin. Neem over en vul in: 0 "C = … K (geen eenheid!)
Slide 18 - Open question
In het dagelijks leven geven wij de temperatuur aan in graden Celsius. Natuurkundigen doen dat in kelvin. Neem over en vul in: 78 "C = … K (geen eenheid!)
Slide 19 - Open question
In het dagelijks leven geven wij de temperatuur aan in graden Celsius. Natuurkundigen doen dat in kelvin. Neem over en vul in: 0 K = … "C (geen eenheid!)
Slide 20 - Open question
In het dagelijks leven geven wij de temperatuur aan in graden Celsius. Natuurkundigen doen dat in kelvin. Neem over en vul in: 324 K = … "C (geen eenheid!)
Slide 21 - Open question
Welke faseovergang hoort er bij: Water in een waterkoker gaat koken.
Slide 22 - Open question
Welke faseovergang hoort er bij: Boven de waterkoker ontstaat er stoom.
Slide 23 - Open question
Welke faseovergang hoort er bij: Na een koude winternacht zit er een laagje ijs op alle bomen.
Slide 24 - Open question
Welke faseovergang hoort er bij: Moeder hangt de was lekker buiten zodat de was snel weer droog is.
Slide 25 - Open question
Het ontstaan van wolken: Tijdens het opstijgen van warme vochtige lucht stijgt/daalt de temperatuur.
A
stijgt
B
daalt
Slide 26 - Quiz
Bij een bepaalde temperatuur gaat de waterdamp condenseren. Hoe heet het punt waarop dit gebeurt?
Slide 27 - Open question
Hoe heet het niveau van de hoogte waarop dit gebeurt? (1 woord)
Slide 28 - Open question
Op tweede pinksterdag voorspellen ze heel mooi weer maar wel met de waarschuwing dat het mogelijk heel plotseling kan gaan onweren. Bart & Mariëlle twijfelen om of te gaan varen op het IJsselmeer of een stadswandeling te maken. Welke optie zal jij adviseren?
A
Stadswandeling
B
Varen
Slide 29 - Quiz
Noem 2 dingen die jij zelf kunt veranderen om de opwarming van de aarde tegen te gaan. Leg uit waarom deze veranderingen zorgen dat de aarde minder snel zal opwarmen.
Slide 30 - Open question
Is er luchtdruk in de ruimte ?
A
Ja
B
Nee
Slide 31 - Quiz
Een bimetaal bestaat uit zink (boven) en nikkel (onder). Zink zet ruim twee keer meer uit dan nikkel bij dezelfde temperatuurstijging.
Trekt het bimetaal bij een temperatuurstijging naar beneden of naar boven krom.
A
Naar boven
B
naar beneden
Slide 32 - Quiz
Wetenschappers zijn in staat om een temperatuur van 0,1 K te bereiken. Is de gasdruk heel laag of juist heel hoog bij deze temperatuur?
A
Heel hoog
B
Heel laag
Slide 33 - Quiz
Wat gebeurt er met de gasdruk wanneer de temperatuur daalt tot het absolute nulpunt?
A
De gasdruk wordt dan 273 mbar.
B
De gasdruk wordt dan -273 mbar.
C
De gasdruk wordt dan 100 mbar.
D
De gasdruk wordt dan 0 mbar.
Slide 34 - Quiz
Ammoniak heeft een smeltpunt van 195 K en een kookpunt van 240 K. Wat is de fase van ammoniak is bij kamertemperatuur (20 °C).
A
Kamertemperatuur is 293K. Dat is lager dan het kookpunt van ammoniak, dus is ammoniak een vaste bij kamertemperatuur
B
Kamertemperatuur is 293 K. Dat is hoger dan het kookpunt van ammoniak, dus is ammoniak een vloeibare bij kamertemperatuur
C
Kamertemperatuur is 293 K. Dat is hoger dan het kookpunt van ammoniak, dus is ammoniak een gas bij kamertemperatuur