Thema 1 Verbranding en Ademhaling

thema 1 Verbranding en Ademhaling
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

thema 1 Verbranding en Ademhaling

Slide 1 - Slide

wat is verbranding?
Het doel van verbranding is energie.

Voor verbranding heb je een brandstof nodig maar ook zuurstof.  Als 1 van de 2 op is kan er geen verbranding meer plaatsvinden. Deze staan links van de pijl.

Bij verbranding komen ook stoffen vrij dit zijn de verbrandingsproducten. De verbrandingsproducten bestaan uit water en koolstofdioxide. Deze staan rechts van de pijl.

Energie kan vrij komen  in 3 vormen: beweging, warmte en licht. Deze staat ook rechts van de pijl.




Slide 2 - Slide

verbrandingsformule.



brandstof+zuurstof->koolstofdioxide+water+energie.



Slide 3 - Slide

indicator
een indicator is een stof die een andere stof kan aantonen.


om koolstofdioxide aan te tonen gebruiken we de indicator kalkwater.


kalkwater zonder koolstofdioxide->helder
kalkwater met koolstofdioxde->troebel.

Slide 4 - Slide

samenstelling lucht
je ademt meer stikstof in dan zuurstof.
de zuurstof wordt in ons lichaam gebruikt en je ademt hiervoor koolstofdioxide uit.

Slide 5 - Slide

verbranding in de mens.
glucose+zuurstof->koolstofdioxide+water+energie(warmte+beweging)
brandstof+zuurstof->verbrandingsproducten +energie

verbranding in de mens vindt plaats in elke cel in ons lichaam. Overal is verbranding nodig. Bij de mens komt er energie vrij in beweging en warmte. 

beweging: de organen moeten werken dit doen ze doormiddel van beweging.  ook zelf beweeg je bijvoorbeeld bij hoge inspanning->organen moeten harder werken->meer energie nodig->meer verbranding

warmte: wij zijn warmbloedige dieren, dit betekent dat we een constante tempratuur hebben van 37 graden. om dit in stand te houden gebruikt het lichaam de warmte die bij verbranding vrijkomt. Is het heel koud buiten heeft het lichaam meer energie nodig dus meer verbranding.

Slide 6 - Slide

koudbloedig

lichaamstempratuur: ongeveer gelijk aan omgeving->geen extra verbranding nodig om deze instand te houden

winterslaap: omdat het koud is willen koudbloedige dieren niet veel energie verliezen dit doen ze door passief (niet actief) te leven. ze kunnen ook een winterslaap houden.
warmbloedig

lichaamstempratuur: constante tempratuur
->wel extra verbranding nodig om deze instand te houden.

hoe in de winter: in de winter is er meer brandstof nodig voor de verbranding. dieren eten in de winter daarom vaak meer. Wij mensen geven de vogels bijvoorbeeld energierijkvoer (vetbollen)

Slide 7 - Slide

ademhalingstelsel

Slide 8 - Slide

neusholte en mondholte.
De neusholte: bedekt met neusslijmvlies dat door slijmproducerende cellen wordt gemaakt. In het neusslijmvlies lopen ook bloedvaten. Ook zitten er neusharen en trilharen.
slijm-> maakt lucht vochtig
bloedvaten->verwarmt lucht
neusharen-> vangen grote stofdeeltjes
trilharen-> verplaats slijm naar keelholte zodat het doorgeslikt kan worden.


neusholte vs. mondholte
Je kan beter in ademen door je neus. hier wordt de lucht verwarmt, gefilter en je kan gevaar ruiken.

Slide 9 - Slide

keelholte
in de keelholte zit de luchtpijp en de slokdarm. lucht moet de luchtpijp in en  voedsel in de slokdarm.
tussen de keelholte en de luchtpijp zit het strottenhoofd. hier liggen ook de stembanden.

om te voorkomen dat voedsel de neusholte in komt sluit bij het slikken de huig  de neusholte af.
om te voorkomen dat voedsel in de luchtpijp komt sluit bij slikken het strotklepje de luchtpijp af.

Slide 10 - Slide

luchtpijp en bronchien.
om de luchtpijp open te houden en deze te beschermen zitten er kraakbeenringen  eromheen.

de luchtpijp splits zich in tweeen. 
Dit is bij de longen ongeveer.
 die 2 vertakkingen heten bronchien.

Slide 11 - Slide

longblaasjes.
de bronchien lopen verder in de luchtpijptakjes.  Aan het uiteinde zitten 'trosjes' longblaasjes. 
de longblaasjes hebben netten longhaarvaten om zich heen.  de wand van de longblaasjes zijn super dun.
hier vindt gaswisseling plaats.


Slide 12 - Slide

gaswisseling
lucht komt via de luchtpijptakjes in de longblaasjes. dit zit vol zuurstof. het zuurstof gaat door de wand van de longblaasjes in het bloed. Hier is het bloed nu zuurstofrijk, (bevat dus veel zuurstof). het bloed vervoerd het zuurstof naar de cellen waar verbranding plaats vind. Bij verbranding wordt zuurstof gebruikt en komt koolstofdioxide vrij. het bloed neemt de koolstofdioxde op en vervoerd dit terug naar de longblaasjes. het bloed is nu zuurstofarm. de koolstofdioxide wordt afgegeven en het bloed krijgt er zuurstof voor terug.

Slide 13 - Slide

ribademhaling (borstademhaling)
als je inademt bewegen de ribben en je borsbeen omhoog.
borstholte wordt groter, longen worden uitgerekt. lucht wordt naar binnen gezogen.
als je uitademt bewegen je ribben en borstbeen omlaag.
de borstholte wordt kleiner , longen worden samengedrukt. lucht wordt naar buiten geperst.

Slide 14 - Slide

middenrifademhaling (buikademhaling)
als je inademt beweegt de middenrif omlaag.
borstholte wordt groter, longen worden uitgerekt. lucht wordt naar binnen gezogen.
als je uitademt beweegt je middenrif omhoog.
de borstholte wordt kleiner , longen worden samengedrukt. lucht wordt naar buiten geperst.

Slide 15 - Slide

gezonde luchtwegen.

Slide 16 - Slide

roken.
nicotine: verslavend bestandsdeel. geeft positief gevoel.

teer: teer beschadigt de binnenkant van de luchtwegen.
koolstofmonooxide: gaat op de plek van zuurstof zitten in het bloed. condititie gaat naar beneden.

Slide 17 - Slide

Ademhaling bij dieren
eencellig: oppervlakte van het die is klein (maar 1 cel) ademhaling vindt plaats door de huid/celmembraam heen.

instecten: hebben tracheeen. dit zijn sterk vertakte buisjes in het lichaam. in het lichaam van de insect zitten openingen om ademhaling te laten plaats vinden dit heten stigma's 

Slide 18 - Slide

vitale capaciteit
de lucht die per ademhaling binnenkomt noemen we de ademvolume.
een deel van deze lucht komt niet verder dan de bronchien, luchtpijp, keel- of neusholte dit is de dode ruimte.
de maximale lucht die ingeademd en uitgeademd kan worden heeft de vitale capaciteit.

longvolume is niet hetzelfde als vitale capaciteit. Er blijft ook lucht achter in de longen dit is het restvolume.

Slide 19 - Slide