4H SK reparatie les 2

4H SK @ LPM
reparatie les 2 hoofdstuk 3
formules en naamgeving
covalenties en structuren tekenen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

4H SK @ LPM
reparatie les 2 hoofdstuk 3
formules en naamgeving
covalenties en structuren tekenen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wil je graag meedoen aan de ondersteuningsslessen scheikunde in periode 4?
(mocht je niet uitgenodigd worden
door je docent, het MAG wel)
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

naamgeving en structuurformules

Zouten en moleculaire stoffen hebben hun eigen naamgeving.
Hieraan kun je zien wat voor stof het is, 
en voorspellen hoe deze er op microniveau uit ziet (ionen, atomen) of welke macro eigenschappen (stroomgeleiding, fase bij kamertemperatuur) de stof heeft.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Handig!! Periodiek systeem: herken de metalen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

naamgeving van stoffen
Je kunt de naam geven bij de formule van een stof.
Je kunt op basis van de naam herkennen 
om wat voor SOORT stof het gaat.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Naamgeving zouten (bestaan uit ionen)
Naam positief ion + Naam negatief ion = Naam zout

Natrium + Chloride = Natriumchloride
Na+   +    Cl-    =    NaCl
Kalium + Oxide = Kaliumoxide
2 K+    +    O2-    =    K2O

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Naamgeving moleculaire stoffen 
(bestaan uit atomen die aan elkaar verbonden zijn)

Formule - triviale naam - systematische naam
H2O             water                   Diwaterstofmono-oxide
CO            koolzuur             Koolstofdioxide
N2O             -                             Distikstofmono-oxide
NH3            ammoniak         Stikstoftrihydride



Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Geef de namen van:
a. NO₂
b. PF₃
c. HI

Slide 8 - Open question

a. Stikstofdioxide
b. Fosfortrifluoride
c. Waterstofjodide
Zijn de volgende stoffen zouten of moleculaire stoffen?
1. calciumjodide
2. zwaveldichloride
3. natriumcarbonaat

Slide 9 - Open question

1. zout
2. moleculair
3. zout
zouten en verhoudingformules
- een zout moet neutraal zijn
- er moet dus evenveel min-lading als plus-lading zijn

Het is essentieel dat je 
- een stof (formule) herkent als zout (metaal + niet-metaal)
- de ladingen van de ionen kent 
- of kunt opzoeken in de Binas

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

verhoudingsformules zouten

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Geef de juiste formules van:
1. calciumjodide (zout)
2. zwaveldichloride (moleculaire stof)
3. natriumcarbonaat (zout)
Gebruik je Binas
45A en 66B (ionen)

Slide 12 - Open question

1. CaI2
2. SCl2
3. Na2CO3
moleculaire stoffen
bestaan uit niet-metaal atomen, die aan elkaar vast zitten

structuur van methaan:
CH4
C kan vier bindingen aangaan
H kan één binding aangaan
of:
covalentie van C =4
covalentie van H = 1

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

de covalentie van een atoom geeft aan hoeveel bindingen een atoom aan kan gaan. Wat is juist?
I) koolstof (C) kan 4 bindingen aangaan en stikstof (N) 5.
II) Chloor (Cl) kan 1 binding aangaan en zuurstof (O) 2.
A
alleen I is juist
B
alleen II is juist
C
beiden zijn juist
D
beiden zijn onjuist

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

leer dit uit je hoofd!!







je kunt dit ook uit het periodiek systeem halen, bijvoorbeeld:
O heeft 6 e- in de buitenste schil. O wil 8 e- in de buitenste schil (octet), dus heeft er graag 2 bij. 2 bindingen betekent 2 extra e- in de buurt, dus O heeft covalentie 2.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

teken nu een structuurformule
met de formule: C₂H₂Cl₂

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

reactievergelijkingen met formules en stofnamen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

In toetsvragen worden vaak niet alle formules gegeven:

Geef de kloppende vergelijking van:
De ontleding van ammoniak (NH₃) in de elementen.
element
verbinding en element?
verbinding = meerdere atoomsoorten, element is maar één atoomsoort, maar kan Cu, Fe of C zijn, maar ook O2, H2, etc.

Slide 18 - Open question

2 NH3 --> 3 H2 + N2
nog eentje, geef de kloppende reactievergelijking:

Propaan (C₃H₈) wordt volledig verbrand.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

genoeg geoefend, nu zelf
maak 33, 39 en van de afsluitende paragraaf: 2, 3 en 5.
kijk ze na, en lever de opgaven van deze week in bij opdrachten in Magister.
Om te oefenen: maak a t/m f van de reactievergelijkingen (ELO).


Slide 20 - Slide

This item has no instructions