Alle organismen gaan dood. Een dood organisme heeft geen levenskenmerken meer. Het kan niet meer ademhalen, groeien of bewegen. Vroeger kon het die dingen wel.
In de natuur zijn ook dingen die nooit hebben geleefd. Zoals een steen. Dingen die nooit hebben geleefd, noem je levenloos. Levenloze dingen hebben geen levenskenmerken gehad. Ze zullen die ook nooit krijgen.
Voorbeelden van levenloze dingen zijn:
• lucht
• steen
• water
Levenloze dingen zijn belangrijk voor organismen. Zonder lucht en water kun je niet leven.