2.3.4 lezen: signaalwoorden

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



Slide 1 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Huiswerk check
Zijn er nog vragen bij bepaalde opdrachten. 
timer
3:00

Slide 3 - Slide

Lesdoelen 
In deze paragraaf herhaal je: 
• de tekstdoelen informeren, overtuigen, activeren, amuseren;
• verwijswoorden.

In deze paragraaf leer je:
• de tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen;
• de signaalwoorden herkennen die een voorbeeld aangeven.

Slide 4 - Slide

Voorkennis
In hoofdstuk 1 hebben we het gehad over signaalwoorden;
Een signaalwoord geeft het (tekst)verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's. Dat betekent dat ze iets met elkaar te maken hebben. 


verband
signaalwoord
opsomming 
ten eerste, ook, bovendien, zowel....als, ten slotte
tijdsvolgorde
eerst, later, voor het eerst, terwijl, nadat, voordat, daarna
tegenstelling 
maar, echter, evenwel, toch, evenwel

Slide 5 - Slide

1.3 Lezen
Opsomming: 
  • Max is dol op sporten. Hij kan goed wielrennen. Ook kan hij geweldig zwemmen. Bovendien loopt hij regelmatig hard.
  • Mijn zusje had een druk weekend. Ze had veel huiswerk, ook moest ze een spreekbeurt oefenen en voor paardrijden een proef doen. Daarnaast ging ze shoppen met vriendinnen.

Tijdsvolgorde: 
  • Zaterdag ben ik naar het theater geweest. Als eerste ging ik op bezoek bij een vriend. Verder ben ik iets gaan eten. Tot slot heb ik een leuke voorstelling gezien. 

Tegenstelling:
  • Ik houd heel erg van stampot, maar zuurkool vind ik vies. 
  • Rick kende zijn buurman niet goed. Toch haalde hij tijdens de pandemie zijn boodschappen.
voorbeelden opsomming, tijdsvolgorde, tegenstelling

Slide 6 - Slide

Signaalwoord: voorbeeld
Leertekst Signaalwoorden: voorbeeld (blz. 116)

Er zijn ook signaalwoorden die een voorbeeld aangeven: bijvoorbeeld, zoals, ter illustratie.

In de natuur komen veel verschillende slangen voor, zoals adders en ringslangen.

Er zijn allerlei manieren om energie te besparen, zoals spaarlampen gebruiken, de verwarming een graadje lager zetten en niet te lang douchen.





Slide 7 - Slide

Signaalwoorden die je vanaf nu moet kennen
Leertekst Signaalwoorden: voorbeeld
Je kent nu de signaalwoorden:








verband 
signaalwoorden 
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, zowel ... als, ten slotte
tijdsvolgorde
eerst, later, voor het eerst, terwijl, nadat, voordat, daarna, vervolgens, ten slotte
tegenstelling
maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel
voorbeeld
bijvoorbeeld, een voorbeeld hiervan is, zo, zoals, ter illustratie

Slide 8 - Slide

Opdracht 13
Samen maken

Slide 9 - Slide

Aan het werk
Hoofdstuk 2, §2.3 lezen, opdr. 14 & 15

Klaar? 
  1. nakijken
  2. woorden oefen met de woordtrainer of lezen in je leesboek

Niet klaar? dan is dit je huiswerk

Slide 10 - Slide

Afsluiting
Beantwoord de volgende vragen.

Slide 11 - Slide

opsomming
=
A
Er staat een som in de tekst.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 12 - Quiz

Opsomming
A
Eerst, vorige week, terwijl, in 2019, toen
B
maar, echter, hoewel, daarentegen, toch
C
doordat, omdat, want, zodat, daardoor
D
ten eerste, en, verder, daarnaast, ook

Slide 13 - Quiz

Wat is een opsomming?
A
Voordat ik naar school ga, eet ik een boterham.
B
En daarom ga ik naar school.
C
Ik leer Nederlands, wiskunde en Engels.
D
Vroeger lette ik nooit op in de les.

Slide 14 - Quiz

Een tijdsvolgorde tekstverband
helpt je om ...
A
te zien hoe laat het is.
B
zaken op een tijdlijn te zetten.

Slide 15 - Quiz

Signaalwoorden voor tijdsvolgorde
A
eerst, daarna, nadat
B
toen, maar, omdat
C
ten eerste, ook, tevens

Slide 16 - Quiz

Een tegenstellend tekstverband helpt je om...
A
een reden te geven.
B
dingen te laten zien die tegenover elkaar staan.

Slide 17 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een tegenstelling?
A
Lief - aardig
B
Vies - vuil
C
Zeker - onzeker
D
Honger - trek

Slide 18 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstelling?
A
Ook, bovendien, en
B
maar, echter, integendeel
C
Eerst, later, vervolgens

Slide 19 - Quiz

Signalen van voorbeeld geven aan...
A
dat er een voorbeeld komt.
B
wat er eerst komt.
C
wat een woord betekent.

Slide 20 - Quiz

Welk signaalwoord voor een voorbeeld vind je in de tweede zin:

In de natuur komen veel verschillende slangen voor, zoals adders en ringslangen.

Slide 21 - Open question

Huiswerk
Hoofdstuk 2, §2.3 lezen, opdr. 14 & 15 maken en nakijken

Slide 22 - Slide