De kern van een zin wordt gevormd door het onderwerp en het gezegde.
Als je leest, zoek je onbewust naar die kern om de zin te begrijpen.
Let er dus bij het schrijven op, dat je het onderwerp en het gezegde niet te ver uit elkaar plaatst.
De kern van de zin staat bij voorkeur vooraan:
De hond loopt met het baasje mee.
Het meisje gooit de bal naar haar vriendin.