This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Sprookjes _ INTRODUCTIE
Slide 1 - Slide
Welke sprookjes ken je al?
Slide 2 - Mind map
Test je sprookjes kennisquiz!
Slide 3 - Slide
Met welke zin begint een sprookje vaak?
A
Er was eens...
B
Honderd jaar geleden...
C
In het begin...
Slide 4 - Quiz
Wie zou de wolf graag opeten?
A
Hans en Grietje
B
De drie biggetjes
C
Het lelijke eendje
Slide 5 - Quiz
Wie werd er opgesloten in het peperkoekenhuisje?
A
Roodkapje
B
Sneeuwwitje
C
Hans en Grietje
Slide 6 - Quiz
Wat had Roodkapje bij zich?
A
Een fiets
B
Een rugzak
C
Een mandje
Slide 7 - Quiz
De wolf kon één geitje niet vinden. Waar zat dat geitje?
A
In de klok
B
Onder de tafel
C
Onder het bed
Slide 8 - Quiz
Hoe heetten de laarzen van de reus van klein duimpje?
A
Zevenkilometerslaarzen
B
Zevenmijlslaarzen
C
Reuzenlaarzen
Slide 9 - Quiz
Wat kreeg Sneeuwwitje van de heks?
A
Een lekkere appel
B
Een vergiftigde appel
C
Een halve appel
Slide 10 - Quiz
In welk sprookje komt geen wolf voor?
A
Roodkapje
B
De gelaarsde kat
C
De 3 biggetjes
Slide 11 - Quiz
Hoe heet het mannetje dat goud kan spinnen?
A
Windekind
B
Goudhaartje
C
Repelsteeltje
Slide 12 - Quiz
Hoe eindigt een sprookje meestal?
A
En ze waren heel blij ...
B
En ze leefden nog lang en gelukkig...
C
En hier eindigt het ...
Slide 13 - Quiz
Een meisje dat koekjes naar haar oma brengt.
A
Roodkapje
B
Assepoester
C
Doornroosje
Slide 14 - Quiz
Een keizer die dacht dat hij prachtige kleren aan had.
A
De nieuwe kleren van de keizer
B
De gelaarsde kat
C
De keizer en de nachtegaal
Slide 15 - Quiz
Een meisje dat de hele dag moest poetsen.
A
Doornroosje
B
Sneeuwwitje
C
Assepoester
Slide 16 - Quiz
Een meisje dat haar gouden bal verliest.
A
Hans en Grietje
B
De kikkerkoning
C
Het gouden meisje
Slide 17 - Quiz
Een meisje met een huid zo wit als sneeuw.
A
Roodkapje
B
Sneeuwwitje
C
Doornroosje
Slide 18 - Quiz
Roodkapje is 'goed'. Hoe weet je dat?
A
Vrolijk
B
Nieuwsgierig
C
Lief
D
Zorgzaam
Slide 19 - Quiz
De wolf is de 'slechte persoon'. Hoe weet je dat?
A
Boos
B
Sluw
C
Oneerlijk
D
Lui
Slide 20 - Quiz
Waar speelt het verhaal zich af?
Slide 21 - Open question
Wanneer speelt het verhaal zich af?
Slide 22 - Open question
Wat zijn de kenmerken van sprookjes (meerdere antwoorden)?
A
Beginnen met: Er was eens...
B
Magie en een wonderlijke wereld
C
Hoofdpersoon beleeft een avontuur
D
Het loopt bijna altijd goed af (Ze leefden nog lang en gelukkig)
Slide 23 - Quiz
Vaak is de hoofdpersoon een jong iemand of een kind dat eropuit gaat om een probleem op te lossen
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quiz
De kracht van sprookjes is: Zelfs al ben je klein, als je slim en dapper bent, kun je het slechte overwinnen en een goed leven krijgen voor jezelf.
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
Hoe zijn sprookjes ontstaan? (meerdere antwoorden)
A
Het zijn hele oude volksverhalen
B
Verhalen die al heel vroeger opgeschreven werden in boeken
C
Verhalen die werden doorverteld bij het (haard-)vuur
D
Ze komen uit geschiedenisboeken
Slide 26 - Quiz
Welke broers hebben het eerste sprookjesboek geschreven?
Slide 27 - Open question
In sprookjes leren we dat het goede overwint en dat het slecht afloopt met het kwaad.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
De hoofdpersoon strijdt vaak tegen enge monsters zoals weerwolven en heksen. In de Middeleeuwen geloofden ze in het bestaan van deze monsters. Hoe komt dat?
Slide 29 - Open question
Sprookjes hebben vaak een les in zich, een moraal. Het moraal van het verhaal geeft aan hoe verwacht wordt dat men zich hoort te gedragen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quiz
Sprookjes waren vroeger veel gruwelijker, omdat...?