This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Ik zit klaar voor de les:
Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, iPad).
Mijn telefoon en oortjes zitten in mijn tas, of in mijn kluis.
Mijn jas ligt in mijn kluis.
Ik heb geen pet of capuchon op.
Slide 2 - Slide
Voordat we beginnen met de les, wil ik jullie graag kennis laten maken met Lesson Up!
Wat is Lesson Up?
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Wat is Lesson Up?
Presentatie systeem
Quiz
Woorden web
Open vragen
Via telefoon of tablet
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Lesson Up APP
Ga naar de App store of Google play store
Zoek op Lesson Up
Download de App
Open de Lesson Up app
Slide 9 - Slide
Lesson Up account aanmaken
Slide 10 - Slide
Registreren
Slide 11 - Slide
Profiel naam (eigen naam)
Slide 12 - Slide
In gelogd!
YAY
Slide 13 - Slide
Sprookjes les 1:een introductie
Slide 14 - Slide
Dan nu de Lesson Up code van deze les.
Slide 15 - Slide
Welke sprookjes ken je al?
Slide 16 - Mind map
Test je sprookjes kennisquiz!
Slide 17 - Slide
Met welke zin begint een sprookje vaak?
A
Er was eens...
B
Honderd jaar geleden...
C
In het begin...
Slide 18 - Quiz
Wie zou de wolf graag opeten?
A
Hans en Grietje
B
De 3 biggetjes
C
Het lelijke eendje
Slide 19 - Quiz
Wie werd er opgesloten in het peperkoekenhuisje?
A
Roodkapje
B
Sneeuwwitje
C
Hans en Grietje
Slide 20 - Quiz
Wat had Roodkapje bij zich?
A
Een fiets
B
Een rugzak
C
Een mandje
Slide 21 - Quiz
De wolf kon één geitje niet vinden. Waar zat dat geitje?
A
In de klok
B
Onder de tafel
C
Onder het bed
Slide 22 - Quiz
Hoe heetten de laarzen van de reus van klein duimpje?
A
Zevenkilometerslaarzen
B
Zevenmijlslaarzen
C
Reuzenlaarzen
Slide 23 - Quiz
Wat kreeg Sneeuwwitje van de heks?
A
Een lekkere appel
B
Een vergiftigde appel
C
Een halve appel
Slide 24 - Quiz
In welk sprookje komt geen wolf voor?
A
Roodkapje
B
De gelaarsde kat
C
De 3 biggetjes
Slide 25 - Quiz
Hoe heet het mannetje dat goud kan spinnen?
A
Windekind
B
Goudhaartje
C
Repelsteeltje
Slide 26 - Quiz
Hoe eindigt een sprookje meestal?
A
En ze waren heel blij ...
B
En ze leefden nog lang en gelukkig...
C
En hier eindigt het ...
Slide 27 - Quiz
Een meisje dat koekjes naar haar oma brengt.
A
Roodkapje
B
Assepoester
C
Doornroosje
Slide 28 - Quiz
Een keizer die dacht dat hij prachtige kleren aan had.
A
De nieuwe kleren van de keizer
B
De gelaarsde kat
C
De keizer en de nachtegaal
Slide 29 - Quiz
Een meisje dat de hele dag moest poetsen.
A
Doornroosje
B
Sneeuwwitje
C
Assepoester
Slide 30 - Quiz
Een meisje dat haar gouden bal verliest.
A
Hans en Grietje
B
De kikkerkoning
C
Het gouden meisje
Slide 31 - Quiz
Een meisje met een huid zo wit als sneeuw.
A
Roodkapje
B
Sneeuwwitje
C
Doornroosje
Slide 32 - Quiz
Slide 33 - Video
Wat zijn de kenmerken van sprookjes (meerdere antwoorden)?
A
Beginnen met: Er was eens...
B
Magie en een wonderlijke wereld
C
Hoofdpersoon beleeft een avontuur
D
Het loopt bijna altijd goed af (Ze leefden nog lang en gelukkig)
Slide 34 - Quiz
Vaak is de hoofdpersoon een jong iemand of een kind dat eropuit gaat om een probleem op te lossen
A
waar
B
niet waar
Slide 35 - Quiz
De kracht van sprookjes is: Zelfs al ben je klein, als je slim en dapper bent, kun je het slechte overwinnen en een goed leven krijgen voor jezelf.
A
waar
B
niet waar
Slide 36 - Quiz
Hoe zijn sprookjes ontstaan? (meerdere antwoorden)
A
Het zijn hele oude volksverhalen
B
Verhalen die al heel vroeger opgeschreven werden in boeken
C
Verhalen die werden doorverteld bij het (haard-)vuur
D
Ze komen uit geschiedenisboeken
Slide 37 - Quiz
Welke broers hebben het eerste sprookjesboek geschreven?
Slide 38 - Open question
In sprookjes leren we dat het goede overwint en dat het slecht afloopt met het kwaad.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 39 - Quiz
De hoofdpersoon strijdt vaak tegen enge monsters zoals weerwolven en heksen. In de Middeleeuwen geloofden ze in het bestaan van deze monsters. Hoe komt dat?
Slide 40 - Open question
Sprookjes hebben vaak een les in zich, een moraal. Het moraal van het verhaal geeft aan hoe verwacht wordt dat men zich hoort te gedragen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 41 - Quiz
Sprookjes waren vroeger veel gruwelijker, omdat...?