This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
variabele en constante kosten
omzet
afzet
Slide 1 - Slide
variabele kosten zijn:
A
kosten die niet veranderen met de drukte in het bedrijf
B
kosten die wel veranderen met de drukte in het bedrijf
Slide 2 - Quiz
loonkosten zijn:
A
variabele kosten
B
vaste kosten
Slide 3 - Quiz
Omzet =
A
afzet x verkoopprijs
B
afzet x brutowinst
C
afzet x verkoopwaarde
D
afzet x inkoopprijs
Slide 4 - Quiz
De omzet=
A
Afzet - prijs per stuk
B
Afzet + prijs per stuk
C
Afzet x prijs per stuk
D
Afzet : prijs per stuk
Slide 5 - Quiz
Wat is omzet?
A
Afzet x inkoopprijs
B
Inkoopprijs : verkoopprijs
C
Afzet x verkoopprijs
D
Afzet : verkoopprijs
Slide 6 - Quiz
Omzet=... Afzet=...
A
Omzet=aantal stuks
Afzet=aantal x de prijs
B
Omzet=aantal stuks x de prijs
Afzet = aantal stuks
Slide 7 - Quiz
Het aantal producten dat is verkocht is
A
Afzet
B
Omzet
Slide 8 - Quiz
De totale verkoop in geld uitgedrukt
A
Afzet
B
Omzet
Slide 9 - Quiz
Een andere omschrijving voor "afzet" is
A
Inkomsten
B
Dat iemand is opgelicht
C
Verkochte producten
D
Uitgaven
Slide 10 - Quiz
Wat bereken je met de formule: afzet x verkoopprijs?
A
brutowinst
B
nettowinst
C
omzet
D
inkoopwaarde
Slide 11 - Quiz
loonkosten zijn:
A
variabele kosten
B
vaste kosten
Slide 12 - Quiz
TK = 0.5q2+500. Bij 50 stuks zijn de vaste kosten per product.
A
€10
B
€25
C
€500
D
€1.250
Slide 13 - Quiz
Om de totale winst (TW) te berekenen doe je het volgende:
A
TO - TK
B
TK - TO
C
TO = TK
D
TO / TK
Slide 14 - Quiz
De markt voor mobiele telefonie groeide het afgelopen jaar, gemeten naar de omzet, met 25%. Het marktaandeel van Beltof Telecom was vorig jaar nog 8%, en is dit jaar 10%. Hoeveel procent is de omzet van Beltof Telecom gestegen?
A
2%
B
25%
C
27%
D
56%
Slide 15 - Quiz
TO = 300.q TK = 250.q + 200.000 TO totale opbrengst in euro's; TK totale kosten in euro's; q = geproduceerde en verkochte hoeveelheid Hoe groot zijn de totale constante kosten in euro's?
Slide 16 - Open question
TO = 300.q TK = 250.q + 200.000 TO = totale opbrengst in euro's. TK = totale kosten in euro's. q= geproduceerde en verkochte hoeveelheid. Hoeveel producten moet het bedrijf maken/verkopen om een winst van € 50.000 te maken?
Slide 17 - Open question
Tot de constante kosten van een bakkerij rekenen we...
A
de huur van het bedrijfspand.
B
de grondstofkosten.
C
de loonkosten.
D
geen van de voorbeelden.
Slide 18 - Quiz
Gegeven zijnde volgende functies van kosten en opbrengsten van een onderneming. TO = 25Q TK = 15Q + 5.000 Het aantal producten wordt voorgesteld door Q. TO is de totale opbrengst in euro's per jaar. TK zijn de totale kosten in euro's per jaar. Wat is de verkoopprijs van dit product?
Slide 19 - Open question
Gegeven zijnde volgende functies van kosten en opbrengsten van een onderneming. TO = 25Q TK = 15Q + 5.000 Het aantal producten wordt voorgesteld door Q. TO is de totale opbrengst in euro's per jaar. TK zijn de totale kosten in euro's per jaar. Wat zijn de vaste kosten van dit product?
Slide 20 - Open question
Gegeven zijnde volgende functies van kosten en opbrengsten van een onderneming. TO = 25Q TK = 15Q + 5.000 Het aantal producten wordt voorgesteld door Q. TO is de totale opbrengst in euro's per jaar. TK zijn de totale kosten in euro's per jaar. Wat zijn de variabele kosten per product?
Slide 21 - Open question
Gegeven zijnde volgende functies van kosten en opbrengsten van een onderneming. TO = 25Q TK = 15Q + 5.000 Het aantal producten wordt voorgesteld door Q. TO is de totale opbrengst in euro's per jaar. TK zijn de totale kosten in euro's per jaar. Wat is de totale winst als de ondernemeing 800 produkten maakt?
Slide 22 - Open question
Gegevens van een onderneming: TO = 25Q TK = 15Q + 5.000 Het aantal producten wordt voorgesteld door Q. TO is de totale opbrengst x 1000 euro per jaar. TK zijn de totale kosten x 1000 euro per jaar. Hoe hoog zijn de variabele kosten per product als de onderneming 800 producten maakt?