KOSTEN

variabele en constante kosten
omzet
afzet
brutowinst en  nettowinst
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

variabele en constante kosten
omzet
afzet
brutowinst en  nettowinst

Slide 1 - Slide

omzet =prijs x afzet
inkoopwaarde: wat kostten mijn goederen toen ik ze inkocht als ondernemer?

Slide 2 - Slide

Inkoopwaarde van de goederen 8000 euro
Bedrijfskosten: 1500 euro
Afzet 500 stuks
Gemiddelde verkoopprijs: 20 euro
Wat is de brutowinst?
A
10000 euro
B
8500 euro
C
2000 euro
D
2500 euro

Slide 3 - Quiz

omzet =prijs x afzet
bedrijfskosten: huur, lonen, marketing etc.
loonkosten: brutoloon + werkgeverspremies

Slide 4 - Slide

Inkoopwaarde van de goederen 8000 euro
Bedrijfskosten: 1500 euro
Afzet 500 stuks
Gemiddelde verkoopprijs: 20 euro
Wat is de nettowinst?
A
1000 euro
B
850 euro
C
2000 euro
D
500 euro

Slide 5 - Quiz

variabele kosten zijn:
A
kosten die niet veranderen met de drukte in het bedrijf
B
kosten die wel veranderen met de drukte in het bedrijf

Slide 6 - Quiz

Omzet =
A
afzet x verkoopprijs
B
afzet x brutowinst
C
afzet x verkoopwaarde
D
afzet x inkoopprijs

Slide 7 - Quiz

Omzet=...
Afzet=...
A
Omzet=aantal stuks Afzet=aantal x de prijs
B
Omzet=aantal stuks x de prijs Afzet = aantal stuks

Slide 8 - Quiz

Het aantal producten dat is verkocht is
A
Afzet
B
Omzet

Slide 9 - Quiz

De totale verkoop in geld uitgedrukt
A
Afzet
B
Omzet

Slide 10 - Quiz

loonkosten zijn:
A
variabele kosten
B
vaste kosten

Slide 11 - Quiz

TK = 0.5q+500. Bij 50 stuks zijn de vaste kosten per product.
A
€10
B
€25
C
€500
D
€1.250

Slide 12 - Quiz

TO = 300.q
TK = 250.q + 200.000
TO totale opbrengst in euro's;
TK totale kosten in euro's;
q = geproduceerde en verkochte hoeveelheid
Hoe groot zijn de totale constante kosten in euro's?

Slide 13 - Open question

formules
TO = p x q
TK = TCK + TVK
Break-evenafzet: bij welke Q geldt: TO = TK
bijvoorbeeld: variabele kosten zijn 8,-, constante kosten zijn 25.000, TK = 8Q + 25.000
Verkoopprijs is 13,-: TO = 13Q
TO = TK  13Q = 8Q + 25.000 -> 5Q = 25.000 -> Q = 5.000 stuks, dit is de break-even afzet

Slide 14 - Slide

TO = 300.q
TK = 250.q + 200.000
TO = totale opbrengst in euro's.
TK = totale kosten in euro's.
q= geproduceerde en verkochte hoeveelheid.
Hoeveel producten moet het bedrijf maken/verkopen voor de break-even afzet?

Slide 15 - Open question

Gegeven zijnde volgende functies van kosten en opbrengsten van een onderneming.
TO = 25Q
TK = 15Q + 5.000
Het aantal producten wordt voorgesteld door Q.
TO is de totale opbrengst in euro's per jaar.
TK zijn de totale kosten in euro's per jaar.
Wat is de verkoopprijs van dit product?

Slide 16 - Open question

Tot de constante kosten van een bakkerij rekenen we...
A
de huur van het bedrijfspand.
B
de grondstofkosten.
C
de loonkosten.
D
geen van de voorbeelden.

Slide 17 - Quiz

Gegeven zijnde volgende functies van kosten en opbrengsten van een onderneming.
TO = 25Q
TK = 15Q + 5.000
Het aantal producten wordt voorgesteld door Q.
TO is de totale opbrengst in euro's per jaar.
TK zijn de totale kosten in euro's per jaar.
Wat zijn de vaste kosten van dit product?

Slide 18 - Open question

Gegeven zijnde volgende functies van kosten en opbrengsten van een onderneming.
TO = 25Q
TK = 15Q + 5.000
Het aantal producten wordt voorgesteld door Q.
TO is de totale opbrengst in euro's per jaar.
TK zijn de totale kosten in euro's per jaar.
Wat zijn de variabele kosten per product?

Slide 19 - Open question

Gegeven zijnde volgende functies van kosten en opbrengsten van een onderneming.
TO = 25Q
TK = 15Q + 5.000
Het aantal producten wordt voorgesteld door Q.
TO is de totale opbrengst in euro's per jaar.
TK zijn de totale kosten in euro's per jaar.
Wat is de totale winst als de ondernemeing 800 produkten maakt?

Slide 20 - Open question

Gegevens van een onderneming:
TO = 25Q
TK = 15Q + 5.000
Het aantal producten wordt voorgesteld door Q.
TO is de totale opbrengst x 1000 euro per jaar.
TK zijn de totale kosten x 1000 euro per jaar.
Hoe hoog zijn de variabele kosten per product als de onderneming 800 producten maakt?

A
€ 6,25
B
€ 15,00
C
€ 21,25
D
€ 25,00

Slide 21 - Quiz