SE H9 (Schakelingen)

Welke waarden heeft een weerstand met de volgende kleuren:
rood - oranje - groen - goud (5%)
A
235 ohm
B
23.000.000 ohm
C
2.300.000 ohm
D
2355 ohm
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke waarden heeft een weerstand met de volgende kleuren:
rood - oranje - groen - goud (5%)
A
235 ohm
B
23.000.000 ohm
C
2.300.000 ohm
D
2355 ohm

Slide 1 - Quiz

Welk onderdeel is afgebeeld?
A
Diode
B
Transistor
C
Condensator
D
NTC

Slide 2 - Quiz

Welk onderdeel is afgebeeld?
A
Diode
B
Transistor
C
Condensator
D
NTC

Slide 3 - Quiz

Welke waarden heeft een weerstand met de volgende kleuren:
geel - bruin - zwart - goud (5%)
A
410 ohm
B
41 ohm
C
4105 ohm
D
415 ohm

Slide 4 - Quiz

Wat is geen stroomrichting in een transistor
A
basis --> collector
B
basis --> emitter
C
Collector - Emitter

Slide 5 - Quiz

Je wilt de spanning meten over de ledlamp (onderdeel bij nummer 3).
Op welke plekken kan je de voltmeter plaatsen?
A
2, 4 en 6
B
3
C
1 en 3
D
4

Slide 6 - Quiz

Je wilt de stroom meten door de ledlamp (onderdeel bij nummer 3).
Op welke plekken kan je de Ampèremeter plaatsen?
A
2, 4 en 6
B
3
C
1 en 3
D
4

Slide 7 - Quiz

Wat is er nodig om een reedcontact te sluiten of te openen?
A
Stroom bij de basis
B
Magneet
C
Spoel
D
schakelaar

Slide 8 - Quiz

In deze schakeling zit een condensator. Op welke manier beïnvloed de condensator deze schakeling?
A
De zoemer gaat aan als de schakelaar open is.
B
Er is minder stroom voor de zoemer nodig.
C
De zoemer gaat harder zoemen.
D
De zoemer blijft even doorgaan als de schakelaar open gaat.

Slide 9 - Quiz

Op de zoemer staat 12,0 V; 40 mA.
Bereken de weerstand van de zoemer als deze op de juiste spanning werkt.

A
300 ohm
B
0,3 ohm
C
480 ohm
D
0,48 ohm

Slide 10 - Quiz

Welk elektrisch onderdeel laat de stroom maar in 1 richting door?
A
Diode
B
LED
C
Relais
D
Weerstand

Slide 11 - Quiz

Op de printplaat heeft Jurian twee weerstanden van 150 Ω en 98 Ω parallel gesoldeerd.
Hoe groot is de vervangingsweerstand van deze twee weerstanden.

A
248Ω
B
0,017Ω
C
59Ω
D
14.700Ω

Slide 12 - Quiz

Een LDR en NTC worden in een donkere koelkast geplaatst. Welke zin is waar.
A
De waarde van de LDR is groot. De waarde van de NTC is klein.
B
De waarde van de LDR is klein. De waarde van de NTC is klein.
C
De waarde van de LDR is groot. De waarde van de NTC is groot.
D
De waarde van de LDR is klein. De waarde van de NTC is groot.

Slide 13 - Quiz

Je weet de spanning en stroomsterkte door een weerstand meten.
Welk onderdeel op bij nummer 4 geplaatst?
A
Voltmeter
B
Ampèremeter
C
Lamp
D
Ohm-meter

Slide 14 - Quiz

Hoeveel geeft de stroommeter aan?
A
36mA
B
3,6mA
C
3,3mA
D
3,8mA

Slide 15 - Quiz

Een 3V lamp heeft weerstand van
2 kilo-ohm. Welke stroomsterkte loopt er door de lamp?
A
6mA
B
6000A
C
1,5A
D
1,5mA

Slide 16 - Quiz

De motor van het zonnescherm moet aan als de zon te hard schijnt.
Moet de motor op R of S aangesloten worden en hoe heet deze aansluiting?
A
R - Maakcontact
B
R - Breekcontact
C
S - Maakcontact
D
S - Breekcontact

Slide 17 - Quiz

Wat is de actuator in de schakeling?
A
Weerstand
B
NTC
C
CV
D
transistor

Slide 18 - Quiz

Wat is de sensor in de schakeling?
A
Weerstand
B
NTC
C
CV
D
transistor

Slide 19 - Quiz

Wat is een voordeel van een relais
A
Detecteren of een schakeling geopend of gesloten is.
B
De stroomrichting één kant op laten gaan.
C
Een grote stroomkring activeren met een kleine stroom.
D
De spanning verlagen tot een veilig niveau.

Slide 20 - Quiz