TaalCompleet 3.1 & 3.2

TaalCompleet 3.1 & 3.2
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

TaalCompleet 3.1 & 3.2

Slide 1 - Slide

Woorden

Slide 2 - Slide

Wat is dit?

Slide 3 - Open question

Wat is dit?

Slide 4 - Open question

Wat is dit?

Slide 5 - Open question

Wat is dit?

Slide 6 - Open question

Wat is dit?

Slide 7 - Open question

Wat is dit?

Slide 8 - Open question

Wat is dit?

Slide 9 - Open question

Wat is dit?

Slide 10 - Open question

Wat is dit?

Slide 11 - Open question

Wat is dit?

Slide 12 - Open question


Geef antwoord in een hele zin.
Heeft jouw huis een balkon?

Slide 13 - Open question


Geef antwoord in een hele zin.
Heeft jouw huis een garage?

Slide 14 - Open question


Geef antwoord in een hele zin.
Heeft jouw huis een tuin?

Slide 15 - Open question

TaalCompleet 3.1 & 3.2

Slide 16 - Slide

zeggen
  • uitspreken wat je denkt 

ik zeg - wij zeggen

zin: Ik zeg niet veel.                
zin: Mijn zus zegt vaak iets.

Slide 17 - Slide

zeggen
ik zeg
jij/je zegt
u zegt
hij/zij zegt
wij/we zeggen
jullie zeggen
zij zeggen

Slide 18 - Slide

spellen
  • uitspreken wat je denkt 

ik spel - wij spellen

zin: U spelt mijn naam.             
zin: Wij spellen de namen.      

Slide 19 - Slide

spellen
ik spel
jij/je spelt
u spelt
hij/zij spelt
wij/we spellen
jullie spellen
zij spellen

Slide 20 - Slide

Wat is de goede vorm van zeggen?
Ik ... mijn naam.

Slide 21 - Open question

Wat is de goede vorm van zeggen?
De vrouw ... dag.

Slide 22 - Open question

Wat is de goede vorm van zeggen?
Jullie ... hallo.

Slide 23 - Open question

Wat is de goede vorm van spellen?
U ... het woord.

Slide 24 - Open question

Wat is de goede vorm van spellen?
De cursisten ... een zin.

Slide 25 - Open question

Wat is de goede vorm van spellen?
Ricardo ... mijn naam.

Slide 26 - Open question

ik
jij
u
hij/zij
wij
jullie
zij
zeggen
zegt
zeg
zegt
zegt
zeggen
zeggen

Slide 27 - Drag question

ik
jij
u
hij/zij
wij
jullie
zij
spellen
spelt
spel
spelt
spelt
spellen
spellen

Slide 28 - Drag question