What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
1d (26-05-2020)
Halloo 1d? Wie geht's?
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Halloo 1d? Wie geht's?
Slide 1 - Slide
Hausaufgaben für heute
Für heute:
Schritt 24
:
Aufgabe 3 Lesen
Aufgabe 4
Grammatik herhaling
Aufgabe 5
Lesen
Aufgabe 6 hören
Slide 2 - Slide
Lernziele
Für heute:
Grammatik herhaling bezittelijke voornaamworden
Grammatik herhaling woorden met stam -d/-t of s-klank
Herhaling Vokabular S22
Slide 3 - Slide
Vertaal
de foto
A
Das Foto
B
Das Bild
C
Der Foto
D
Die Bild
Slide 4 - Quiz
Vertaal
de keuken
A
Der Küchen
B
Der Küche
C
Die Küche
D
das Küchen
Slide 5 - Quiz
het bed
de kast
de meubels
de kamer
tevreden
Der Schrank
Das Bett
zufrieden
Die Möbel
Das Zimmer
Slide 6 - Drag question
De bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden: geven een relatie aan met een persoon of bezit
voorbeelden: mijn, jouw, uw, zijn, haar etc.
mijn =
mein
, jouw =
dein
, uw =
Ihr
, zijn =
sein
Slide 7 - Slide
vertaling van de bezittelijke voornaamwoorden
mijn mein-
jouw dein-
zijn sein-
haar ihr-
ons, onze unser-
jullie euer-
hun ihr-
uw Ihr-
geen kein-
Slide 8 - Slide
vervoegen van de bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden
hebben
dezelfde vervoeging
als lidwoorden van de
ein-Gruppe
m
v
o
mv
+1
ein
Mann
eine
Frau
ein
Kind
keine
Kinder
Slide 9 - Slide
vervoegen
het
geslacht van de zelfstandige naamwoorden
is heel belangrijk voor de vervoeging van de bez. vnw. , zie hieronder
ein
Freund,
mannelijk
dus
mein
Freund
eine
Freundin,
vrouwelijk
, dus mein
e
Feundin
ein
Haus,
onzijdig
, dus
mein
Haus
keine
Freunde,
meervoud
, dus
meine
Freunde
Slide 10 - Slide
Uitzonderingen
als bezittelijk vnw.
ihr
kan
zowel "haar" als "hun"
betekenen
ihr Vater =
haar
vader of
hun
vader
Met een
hoofdletter
betekent het
uw.
Ihr
Vater =
uw
vader
Slide 11 - Slide
uitzonderingen
ihr
betekent als
persoonlijk voornaamwoord "jullie"
jullie zijn =
ihr
seid
Slide 12 - Slide
uitzonderingen
Als er
na euer en -e
in de uitgang komt,
vervalt de laatste -e
euer Haus = jullie huis
eure Freunde = jullie vrienden
Slide 13 - Slide
Grammatik: regelmatige werkwoorden
Schritt 24: Seite 110
Regelmatige werkwoorden met in de stam een -d of -t klank
voorbeeld
melden
Slide 14 - Slide
voorbeeld melden
melden
: stam is
meld-
uitgang bij
du
is
-st
uitspraak moeilijkheden, daarom een
extra -e
du meld
est
Slide 15 - Slide
melden
Naast
du
, ook een
extra -e bij er/sie/es en ihr
ich
melde
du
meld
est
er/sie/es
meld
et
wir
melden
ihr
meld
et
Sie/sie
melden
Slide 16 - Slide
andere voorbeelden
Hetzelfde geldt ook voor
arbeiten (stam arbeit-)
ich
arbeit -e
du
arbeit -est
er/sie/es
arbeit -et
wir
arbeit -en
ihr
arbeit -et
Sie/sie
arbeit -en
Slide 17 - Slide
Grammatik
bij woorden met een
s-klank
komt er bij
du geen -e
in de uitgang.
voorbeelden
heißen
: stam = heiß-, du heiß
t
reisen
: stam = reis-, du reis
t
tanzen
: stam = tanz-, du tanz
t
Slide 18 - Slide
Grammatik quiz
Meld je aan met de code die in beeld staat
Geef antwoord op de volgende vragen
Slide 19 - Slide
Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
Slide 20 - Open question
Als je een bezittelijk voornaamwoord wil gaan maken, welk groep moet je dan goed kennen?
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe
Slide 21 - Quiz
Welke vertaling heeft "ihr"
A
zij en haar
B
haar en hun
C
jij en hij
D
jullie en zij
Slide 22 - Quiz
Wat is de vertaling van "euer"
A
ik
B
hij
C
jullie
D
hen
Slide 23 - Quiz
Wat gebeurt er bij een s klank. Welke persoonlijke voornaamwoorden veranderen?
A
du krijgt alleen een -t in de uitgang
B
er/sie en es krijgen een -t in de uitgang
C
ihr krijgt een -t in de uitgang
D
u krijgt een -t in de uitgang
Slide 24 - Quiz
Wat gebeurt er met "euer" als er een -e in de vervoeging staat.
A
vervalt de -e voor de r dus eure
B
komt er een extra -e bij dus eueere
C
dan blijft het hetzelfde dus euere
Slide 25 - Quiz
"Jij werkt", hoe vertaal je dat?
du................
A
du arbeitst
B
du arbeitest
C
du arbeitet
D
du arbeist
Slide 26 - Quiz
Wohnung (woning) is vrouwelijk.
Hoe vertaal je "uw woning"?
A
eure Wohnung
B
deine Wohnung
C
Ihre Wohnung
D
meine Wohnung
Slide 27 - Quiz
Hond is mannelijk, dus "ein Hund".
Hoe vertaal je "jouw hond"
A
dein Hund
B
Ihre Hund
C
deiner Hund
D
deine Hund
Slide 28 - Quiz
Hoe vertaal je "hij heet"
A
er heißst
B
er heißt
C
er heißest
D
er hieß
Slide 29 - Quiz
wat betekent "ihr" als persoonlijk voornaamwoord
A
jij
B
u
C
jullie
D
ik
Slide 30 - Quiz
Wiederholung Lernziele
Für heute:
Grammatik herhaling bezittelijke voornaamworden
Grammatik herhaling woorden met stam -d/-t of s-klank
Herhaling Vokabular S22
Slide 31 - Slide
Hausaufgaben
Für das nächste Mal:
Schritt 25
Aufgabe 2, 3, 4
Slide 32 - Slide
Bis zum nächsten Mal
Slide 33 - Slide
More lessons like this
M2 3. April Kapitel 7 (4)
March 2023
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Havo 2/ hfd 1 & 4 /Zelfstandige / bezittelijke voornaamwoorden /lidwoorden
November 2020
- Lesson with
41 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Fortschritts - Quiz
February 2023
- Lesson with
44 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
1H 09-06-2023 Lesen
June 2023
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Kapitel 4 - München - Lektion 4
April 2023
- Lesson with
40 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Havo 2/ hfd 1 & 4 /Zelfstandige / bezittelijke voornaamwoorden /lidwoorden
October 2021
- Lesson with
43 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Vwo 2 - K7 Paragraf E: Grammatik A
April 2024
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Vwo 2 - Woche 12 - Stunde 2
March 2021
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2